Gezondigd
Deze psalm wordt veel gezongen. Het is zeker dat deze woorden waarachtig waren toen David ze uitsprak, maar ze zijn niets dan leugenachtig wanneer ze door veel mensen gesproken worden. Want ze zeggen wel: „O Heere, zie aan mijn benauwdheid”, terwijl ze in waarheid nooit een benauwde ziel hebben gehad vanwege de zonden.
Is het niet met God de spot drijven om te bidden dat de Heere zou zien op datgene wat in u niet is en te smeken om te letten op datgene waar u zelf nooit op gelet heeft? Leer daarom, wanneer u deze psalm zingt, zo goed als u kunt de gestalte van David aan te nemen. Hoewel u niet zo gezondigd heeft als hij, zie dan op uw andere zonden en verneder u hierom. Zo zal de belijdenis van uw zonden zijn als bij hem: Tegen U alleen heb ik gezondigd. Wees mij genadig.Hoedanig de stand van David was toen hij deze woorden uitsprak, kunt u zien in de 32e Psalm. Zijn consciëntie was wakker gemaakt door de profeet Nathan. Hij wordt zo verschrikt door het levende gevoel van zijn zonden en het gezicht van de straf die hij daarmee verdiend had, dat zijn beenderen verteerd werden en het sap van zijn lichaam in zomerdroogte veranderde. In deze verpletterende omstandigheden is de eerste troost die hij vindt, zijn oog te slaan op de barmhartigheid van God.
Wilhelmus Couper, predikant te Perth, Schotland (”Opera omnia”, 1650)