Cultuur & boeken

Oefening in liefdesgemeenschap

Titel: ”De regel van Augustinus”, ingeleid door Kees Fens, vertaald door Vincent Hunink; uitgeverij Athenaeum, Polak & Van Gennep, Amsterdam 2005; ISBN 90 253 0212 2; 64 blz.; € 9,95; ”Psalm tegen de donatisten”
Auteur: Augustinus; bezorgd, vertaald en toegelicht door Vincent Hunink; uitgeverij Damon, Budel 2005
ISBN 90 5573 640 6
Pagina’s: 94
Prijs: € 12,90.

K. van der Zwaag
8 February 2006 09:40Gewijzigd op 14 November 2020 03:27

De kerkvader Augustinus (354-430) staat vooral bekend als bekeerling, bisschop en geleerde. Minder bekend zijn zijn leven en werk als monnik. Toch schreef hij rond 397 de oudst bewaarde kloosterregel van het Westen. Hij heeft daarmee een zeer grote betekenis gehad voor de ontwikkeling van het monnikenwezen. Augustinus heeft zijn regel waarschijnlijk geschreven rond het jaar 397, ongeveer tien jaar nadat hij door Ambrosius in Milaan werd gedoopt. Hij had op dat ogenblik al een religieuze periode achter de rug. Zijn eerste klooster stichtte hij in 388 te Thagaste. Daarna volgde een monastieke gemeenschap in Hippo en in 395 nog een nieuwe kloostergemeenschap voor de geestelijken verbonden aan de kathedraal van Hippo, waar Augustinus bisschop was geworden.

De regel van Augustinus is de belangrijkste voorganger van de meer bekende kloosterregel van Benedictus. ’t Is maar een kort geschrift, maar vol praktisch christendom. Het Bijbelse grondpatroon dat Augustinus verwoordt, is het ideaal van de eerste gemeente van Jeruzalem uit Handelingen 4:31-35. Hij benadrukt het eensgezind samenwonen, één van ziel en één van hart „op weg naar God”, en verwerpt persoonlijk eigendom. „Niemand mag iets voor zichzelf als eigendom claimen, of het nu gaat om kleding of om wat dan ook. Wij willen namelijk een leven leiden als van de apostelen.”

Degenen die in de wereld iets bezitten, moeten er prijs op stellen dat dit bij hun intrede in het klooster eigendom van de gemeenschap wordt. En degenen die niets bezitten, moeten in het klooster niet streven naar wat zij erbuiten niet konden bereiken! Augustinus denkt praktisch en realistisch. Het gaat om de gesteldheid van het hart. „Wat heb je eraan je bezit onder de armen te verdelen en zelf arm te worden wanneer je ongelukkige ziel hoogmoediger wordt van het verachten van rijkdom dan van het bezit ervan?”

Algemene richtlijnen
De regel kenmerkt zich door algemene richtlijnen. Elke rechtlijnigheid is Augustinus vreemd, zegt Kees Fens in de inleiding. Over ascetisme en uiterlijke strengheden horen we hem niet. Alles is op het gemeenschappelijke leven gericht. Nadruk ligt op dienstbaarheid aan elkaar en onderling liefdebetoon. Ook op het onderling toezien op elkaar. Wie zijn blik strak op een vrouw gericht houdt, moet niet denken dat dit gedrag voor anderen onopgemerkt blijft, zegt Augustinus!

Zijn reserve jegens vrouwen blijkt overigens ook wel uit dit boekje. Overal waar vrouwen bij zijn, moet u op elkaars zuiverheid passen, schrijft hij. Augustinus weet van de onderlinge spanningen die elke gemeenschap kent. „Maak in het geheel geen ruzie of beëindig ruzies zo snel mogelijk.” „Liever trouwens een driftkop die snel om vergeving vraagt, zodra hij beseft een ander onrecht te hebben aangedaan, dan een binnenvetter die zich er maar moeilijk toe kan zetten vergiffenis te vragen.”

De kerkvader denkt heel concreet als het gaat om regels voor de indeling van de dag („Men werkt van ’s ochtends vroeg tot het zesde uur”), de verdeling van het werk en de precies te zingen psalmen. Hij vat ze samen onder het kopje ”Huisregels binnen het klooster”. Voor geklets is geen plaats. Het werk moet liefst zittend en zwijgend worden gedaan. De monniken eren de oversten na God en betonen hun respect. Sancties zijn ook nodig, en als de leeftijd er nog naar is, zelfs een pak slaag!

Een derde tekst die meestal tot het grote geheel van de regel van Augustinus wordt gerekend is de zogeheten Obiurgatio, een kritische brief van Augustinus aan een vrouwencommunauteit die in opstand kwam tegen haar overste. Ook hier bepleit Augustinus de voor hem centrale waarden als eenheid en harmonie, samenwerking en gehoorzaamheid. De vrouwen zien niet alleen af van een lichamelijk huwelijk, schrijft hij, maar kiezen ook voor een gemeenschap waar zij eensgezind in een huis wonen. Vertrouw u toe aan de overste, is zijn advies. „Als een moeder heeft zij u gebaard, niet met haar schoot, maar met haar geest.”

Concluderend: De kracht van de regel is dat deze onze ogen opent voor het praktiseren van de broeder- en zusterschap en het afsterven aan onze ikgerichtheid. Een kloostergemeenschap dient een alternatief te zijn voor een samenleving waarin hebzucht, hoogmoed en macht centraal staan. De praktijk van een dergelijke kloostergemeenschap kunnen we ons in deze tijd nog maar nauwelijks voorstellen. De geest van naastenliefde en opofferingsgezindheid blijft daarentegen voluit actueel.

Donatisten
Een tweede boekje van Augustinus is gericht tegen de donatisten. De kerkvader heeft veel energie besteed aan de weerlegging van deze stroming. De donatisten, volgelingen van de afgescheiden bisschop Donatus, streefden naar een volledig zuivere kerk zonder compromissen. Volgens hen was er geen plaats voor priesters die waren bezweken onder druk van repressie om hun heilige boeken over te geven aan de Romeinse overheid. Ze werden daarom ”traditores” genoemd: uitleveraars, verraders. De christenen die de politieke druk niet hadden kunnen weerstaan, oogstten minachting van anderen die wel standvastig waren gebleven. Met dergelijke verraders wilden zij geen omgang hebben.

In deze kwestie speelden meer dan alleen kerkelijke factoren. Vincent Hunink schrijft in zijn inleiding dat de ”tegen-bisschop” Donatus de nadruk legde op het regionale karakter van de Afrikaanse kerk. Grote groepen Afrikanen identificeerden zich steeds minder met Rome als centrum van wereldlijke en religieuze macht. De Katholieke Kerk in Rome was Romeins en daarom fout.

De donatisten gingen zichzelf steeds meer zien als bron en bemiddelaars van de zuiverheid van het geloof en van het leven van hun gelovigen. Volgens hen is de volmaaktheid van de bedienaar bepalend voor de werkzaamheid van het sacrament. Augustinus keerde zich hier fel tegen, want hiermee zou de zuiverheid van de kerk afhangen van de personen.

Kaf en koren
In 393 beschreef Augustinus het conflict met de donatisten in een lang gedicht, getiteld: ”Psalm tegen de donatisten”. Hij koos voor deze vorm zodat gewone mensen het zouden begrijpen. De tekst is niet zo bekend geworden, omdat ze voor geleerden te weinig erudiet was. Ten onrechte, want Augustinus demonstreert hier juist zijn talenten als redenaar en schrijver, al is de inhoud vooral bestemd voor een ongeletterd publiek.

In bijna 300 regels, verdeeld in coupletten en gescheiden door een 22 maal herhaald refrein, geeft Augustinus in eenvoudige taal de kern van het conflict weer. Volgens vertaler Vincent Hunink beoogt Augustinus een brede kerk, waarin niet de zuiverheid van de geestelijken maar de genade van Christus (die via hen werkzaam was) bepalend zou zijn voor het contact met God. Zo’n brede kerk zou ook de mogelijkheid moeten bieden van berouw en inkeer. Augustinus wilde de donatisten niet uitroeien maar bekeren.

Toch begint hij de eerste regels al heel scherp: „Wie Christus’ vrede scheurt heeft dus/ de dood wel eens te meer verdiend.” Augustinus beschouwt de donatisten als „arrogante lieden die zich rechtvaardig noemen.” „Scheuring is het triest gevolg/ en altaar tegenover altaar.” „Christus’ vrede wordt verscheurd/ en alle hoop komt op de mens.”

Augustinus kaatst de bal terug naar de donatisten als deze de Katholieke Kerk verwijten niet principieel genoeg te zijn. „U weet niet wie de waarheid spreekt/ De groep die trouw bleef aan de bron./ En weet u wie onwaarheid spreekt?/ De groep die zich heeft afgesplitst!”

Hij roept op tot terugkeer. „Laat het eindelijk uit zijn, broeders,/ laat ons nu in eenheid zijn!” De donatisten miskennen dat de kerk uit kaf en koren bestaat, ja, Augustinus schrijft zelfs: „Onze dorsvloer kent zijn kaf, maar jullie willen enkel kaf zijn.”

De kerkvader voert een krachtig pleidooi voor de eenheid van de kerk. Van slechte broeders mogen we ons niet afscheiden, uitgezonderd in ons hart. Een extra argument tegen afscheiding is de lange traditie van de Katholieke Kerk. Loop alle pausen eens na tot aan de Petrusstoel, zegt Augustinus, en „kijk eens naar de lange lijn van dragers van dat heilige ambt.”

Liefde
Dat laatste aspect wekt bij ons als protestanten roomse herinneringen op. We moeten echter niet vergeten dat Augustinus vóór de vorming van de Rooms-Katholieke Kerk stond. Hij spreekt over de ecclesia catholica. Zijn loflied op de eenheid en katholiciteit der kerk laat zonder meer een Bijbelse gedrevenheid zien, evenals zijn nadruk op de liefdesgemeenschap van een klooster.

Als Augustinus spreekt over de kerk en het klooster, is het doorgloeid van de liefde tot God en de naaste. De beide aanwinsten van Augustinus over deze onderwerpen hebben de kennis van de kerkvader in het Nederlandse taalgebied verrijkt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer