Eed op Amerikaanse vlag
Het federaal gerechtshof in de Amerikaanse stad San Francisco heeft bepaald dat de eed van trouw die de meeste schoolkinderen in de VS aan het begin van de dag afleggen, ongrondwettig is. Het hof vindt dat de woorden ”één land, onder God” strijdig zijn met de scheiding tussen kerk en staat. Atheïsten of aanhangers van een andere godsdienst dan het Jodendom en het christendom zouden zo gedwongen worden het monotheïsme te erkennen. En dat acht het hof niet toelaatbaar.
De woorden ”één land, onder God” zijn in 1954 aan de eedsformule toegevoegd om de Amerikaanse samenleving duidelijk te profileren ten opzichte van de atheïstische samenleving in het communistisch Oostblok. Strikt genomen is geen enkele Amerikaanse scholier verplicht de gewraakte woorden uit te spreken. Maar wanneer kinderen dagelijks hun medescholieren de eed op de vlag horen afleggen, heeft dat ook een indoctrinerend karakter, zo vindt het federaal hof.
Inmiddels heeft de rechterlijke uitspraak in de VS veel kritiek en verontwaardiging opgeroepen. Het Amerikaanse ministerie van Justitie overweegt stappen om de uitspraak ongedaan te maken. Verschillende politici en commentatoren zeggen dat ook andere verwijzingen naar God zullen sneuvelen als deze frase voorgoed verdwijnt uit de eed op de vlag. Wellicht dat het Amerikaanse volkslied, ”God bless America”, dan ook vervangen moet worden.
Zeker sinds de aanslagen van 11 september vorig jaar is er in de Amerikaanse samenleving sprake van een herleefde belangstelling voor godsdienstbeleving. Dat verklaart mede de felheid waarmee in regeringskringen is gereageerd op de uitspraken van de federale rechters in San Francisco.
De nuchterder ingestelde Hollander vindt dat de bevolking van de VS wel eens te gemakkelijk en goedkoop omgaat met het gebruik van Gods naam. Soms verliezen de Amerikanen daarbij inderdaad de eerbied uit het oog. Het aanheffen van het lied ”God bless America” aan het begin van een bokswedstrijd waarbij een van de twee zwaargewichten knock-out wordt geslagen, heeft weinig van doen met het verkrijgen van Gods zegen.
Toch is daarmee niet alles gezegd. „Atheïsten en mensen die niet staan in de Joods-christelijke traditie houden een kruistocht tegen het monotheïsme,” zei de Michael Horton, docent aan Westminster College in Californië onlangs. De uitspraak van de rechters in San Francisco kunnen we in dat licht bezien. De eedsformule is een herinnering aan het ontstaan van de VS. De stichters stond een samenleving voor ogen waarin vrijheid heerste. Maar die vrijheid was wel gestempeld door de christelijke levensovertuiging. De onafhankelijkheidsverklaring is daar duidelijk over. Verschillende gebruiken in de Amerikaanse samenleving herinneren daar tot op de dag van vandaag aan. Te denken valt aan het ambtsgebed aan het begin van de vergaderingen van het Congres en de woorden ”In God we trust” op de geldstukken.
Het is zeker waar dat het gebruik van (eeds)formules en ambtsgebeden gemakkelijk kan vervallen tot een gewoonte waar nauwelijks meer bij wordt nagedacht. Dat valt te betreuren. Maar daarom behoeven ze nog niet te worden afgeschaft.
Niemand minder dan de bekende Amerikaanse theoloog en filosoof Jonathan Edwards verdedigde deze gebruiken als „voorname herinneringen aan Gods gezag.” Juist voor hen die Gods autoriteit uit het oog dreigen te verliezen, zijn ze van belang. Jammer genoeg hebben we in Nederland maar weinig van deze gedenkstenen over, terwijl in een tijd vol onzekerheid, zoals de onze, het van eminent belang is dat een samenleving zich verbonden weet met het verleden en zich voortdurend bewust is van haar wortels.