Discriminatie belemmert terugkeer vluchtelingen Bosnië
AMSTERDAM (ANP) – Discriminatie op de arbeidsmarkt is nog steeds een van de belangrijkste obstakels voor Bosnische vluchtelingen en ontheemden die naar huis willen terugkeren.
Dit schrijft de mensenrechtenorganisatie Amnesty International (AI) in een woensdag gepresenteerd rapport.Tijdens de oorlog in Bosnië–Herzegovina (1992/95) sloegen twee miljoen mensen op de vlucht of werden verdreven, toen andere etnische groepen in hun woonplaats de macht grepen. Het vredesverdrag van Dayton voorziet in het recht op terugkeer. Beide entiteiten, Republika Srpska en de moslim–Kroatische federatie, doen echter niet genoeg om de „etnische zuiveringen" terug te draaien, aldus Amnesty.
De discriminatie op de arbeidsmarkt leidt ertoe dat teruggekeerde vluchtelingen het opgeven en hun oorspronkelijke woonplaats opnieuw verlaten. Anderen keren weliswaar naar hun woningen terug, maar forenzen naar een werkplek in een ander gebied waar hun etnische groep het voor het zeggen heeft. Ook proberen nog steeds veel Bosniërs een baan in het buitenland te vinden.
Tijdens de oorlog werden tienduizenden mensen ontslagen omdat zij in hun woonplaats tot de ‘verkeerde’ etnische groep behoorden. De gedwongen ontslagen waren vaak de eerste stap bij de „etnische zuiveringen", die later escaleerden met gevechten en het opzetten van concentratiekampen zoals Omarska en Celebici. De Bosnische wet voorziet in principe in schadevergoedingen voor deze discriminerende ontslagen. De meeste verzoeken zijn echter nog steeds niet afgehandeld.
In Srebrenica, de moslimenclave die in 1995 door de Bosnische Serven werd veroverd, met een genocide als gevolg, is de terugkeer van de moslims inmiddels op gang gekomen. In 2004 had echter slechts minder dan 5 procent van de teruggekeerde werknemers er weer een baan. Srebrenica behoort nu tot Republika Srpska, en veel bedrijven zijn er onder Servische controle.