Een meisje dat de andere kant opkijkt
Mirjam Oldenhave geeft les aan de schrijversschool Script+. Zelf schrijft ze graag over dappere kinderen die zich verzetten, die opkomen voor hun eigen passie. „Een jongen die niet meeloopt met de klas, dát vind ik leuk.”
Volgende week zaterdag (4 februari) organiseert de Werkgroep Christelijke Kinderboeken in Harderwijk een studiedag onder het motto: ”Hoe schrijf je dat nu op?”. De dag is bedoeld voor iedereen die bezig is met jeugdboeken en stoeit met taal, stijl, dialogen en woordgebruik.Inleider is Mirjam Oldenhave (1960) uit Amsterdam. Zij is verbonden aan de schrijversschool Script+, schreef zelf meer dan twintig jeugdboeken, waaronder het prentenboek ”Mamma!”, en heeft jarenlange ervaring in het coachen van auteurs. Haar boek ”Donna Lisa” werd bekroond met een Vlag en Wimpel.
Halfnegen ’s morgens, als de kinderen vertrokken zijn, zit ze achter haar laptop en schrijft door tot halftwee. Twee dagen per week trekt ze er met haar hond Ollie op uit om op scholen te vertellen over haar boeken. „Ik vraag eerst of niemand bang is voor de hond. Dan gaat-ie alle kinderen groeten.”
De kinderen vertellen welke boeken ze van Oldenhave hebben gelezen, vragen hoe oud haar hond is en of ze een bodyguard heeft.
Hoe gaat het precies in z’n werk op de schrijversschool?
„Script+ is een vierjarige ambachtelijke opleiding. De deelnemers leren niet zozeer creatief schrijven, maar krijgen gereedschap aangereikt om een boek te schrijven. Het gaat ons dus om objectieve maatstaven: hoe voorkom je perspectieffouten, hoe maak je psychologische personages die doorwrocht zijn?
Je kunt wel een vernieuwend verhaal schrijven, maar als het technisch gewoon niet klopt, heb je er nog weinig aan. Een groot deel van het schrijversvak valt te leren. We werken met vier groepen van elk zo’n tien leerlingen. Verder is er een topklas met gevorderde auteurs. Ik merk dat auteurs die bij ons de cursus hebben gedaan goed met kritiek kunnen omgaan.”
Zie je ook christelijke auteurs op de cursus?
„Jazeker, ik denk twee of drie per groep, van wie ik het weet dan. Bijvoorbeeld Ruben Prins en Gerry Velema. Ruben Prins bijvoorbeeld misbruikt zijn positie als schrijver niet om de boodschap op te dringen. Hij schrijft een heel goed boek over de onderwereld, waarbij het gevecht van een jongen met een christelijke achtergrond een fascinerend psychologisch element is.
Ik vind het oprecht om het zo te doen. Zijn geloof, hij is Jehova’s Getuige, is geen toetje slagroom, maar een ader die het verhaal doortrekt, een vitaal onderdeel dat je er niet zomaar af kunt halen.”
Het is legitiem om een boodschap in een kinderboek te stoppen. Je bent toch ook opvoeder?
„Ja, maar dan heb je het over een educatief boek, en dat is niet zomaar te vergelijken met een literair kinderboek. Bij een goed kinderboek heb je natuurlijk ook altijd de mengvormen waarbij een morele boodschap in het verhaal verweven zit. Als het maar een prachtig verhaal blijft. De personages mogen geen pionnetjes van de schrijver worden. Het gevaar is altijd aanwezig dat je allemaal ijzeren keizertjes krijgt die jouw boodschap gaan uitdragen.”
U hebt zelf veel geschreven. Wat is uw drive?
„Elke auteur heeft zijn of haar stokpaardjes. Bij mij is dat dapperheid. Ik schrijf over een verlegen meisje dat besluit niet meer aan haar verlegenheid toe te geven. Of over straatkinderen die per se mee willen doen aan een rijkeluistoernooi, omdat ze weten: wíj kunnen dat net zo goed. Of een meisje dat niet met haar hondje de klas in mag, maar het per se wil en dan haar wil doorzet.
Dapperheid, je niet neerleggen bij de gevestigde regels, gáán voor je eigen passie, ten gunste van rechtvaardigheid. Ik vind het prachtig als kinderen écht iets willen.”
Kinderen die hun zin doordrijven?
„Als een kind zo ver doorgaat dat het ondraaglijk wordt, zijn er grenzen. Het hoeft natuurlijk niet altijd een conflict met de gevestigde orde te zijn. Het kan ook een jongen zijn die niet meeloopt met de klas, een jongen die zich verzet. Dat vind ik leuk.”
Wat vindt u moeilijk aan het schrijven?
„Saaiheid vind ik uit den boze. Vaak weet je wel ongeveer wat je wil schrijven, en als je het dan op papier zet, sprankelt het niet. Het gevaar ligt op de loer dat een stukje saai wordt. Dan herschrijf ik het, desnoods tien keer, tot het de elfde keer wel spannend is.”
Hoe ontstaat saaiheid?
„Het heeft te maken met uitleggerigheid. Je kunt in een verhaal wel uitleggen, je krijgt er ook wel een boek mee vol, maar de lezer zal er niets bij voelen, alles is al voorgekauwd. Een meisje dat de andere kant opkijkt om haar tranen weg te slikken zegt veel meer dan een meisje dat snikt. Hoe meer suggestie, hoe meer gevoel.”
Welke fouten komt u op cursus vaak tegen?
„Ik geef alleen les aan de hogere groepen. Perspectieffouten worden daar niet meer gemaakt. Wel gebeurt het vaak dat, als je doorvraagt over het thema van een verhaal en doorvraagt en doorvraagt, er zich dan een ánder thema opdringt. Dan denk je: gaat het nu over pesten of over populariteit? Als docent zie ik dan dat een verhaal niet stabiel is, omdat het thema geschaduwd wordt door een ander thema, dat men niet helemaal heeft weggekregen.
Er moet één hoofdthema zijn, andere thema’s staan in dienst daarvan. Je moet dus kiezen tussen populariteit óf pesten. Je krijgt altijd een beter verhaal als je je boek nog eens herschrijft op het thema.”
U hebt als dramatherapeute toneellessen gegeven aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen. Hoe heeft dit uw schrijven beïnvloed?
„Ik heb een zwak voor deze kinderen, heb thuis ook pleegkinderen met gedragsproblemen. Ik val op het kind met een heel grote mond dat eigenlijk toch bang is. Veel van dit soort kinderen komen voor in mijn boeken. Omdat ik toneel met ze speelde, maakte ik ze het meest vrij mee.”
Een bezwaar tegen toneel is dat je als speler niet jezelf bent. In wezen suggereer je dus iemand anders te zijn.
„Je bent bij uitstek jezelf. Neem het verlegen jongetje dat nooit voor zichzelf opkwam. Ik zei tegen hem: jij bent de baas, jij bent de koning. En hij begon me toch te spelen, gaf iedereen gratie, verdeelde z’n bezit. Je vergeet de codes, je concentreert je zo op het spel dat er iets heel puurs uitkomt.”
De studiedag van de Werkgroep Christelijke Kinderboeken richt zich op auteurs van christelijke kinderboeken. Meer informatie bij mevrouw Els de Jong-van Gurp, info@bcbplein.nl.