Geen erwtensoep, geen Koninginnedag
Titel: ”Plaatsen van herinnering. Nederland in de twintigste eeuw”
Auteur: Wim van den Doel (red.)
Uitgeverij: Bert Bakker, Amsterdam, 2005
ISBN 9035128567
Pagina’s: 558
Prijs: € 39,95.
Het Achterhuis en Pim Fortuyns Palazzo di Pietro, maar ook de Javazee en Seedorf. In totaal zijn er veertig plaatsen van herinnering in het eerste deel van de Nederlandse reeks te vinden. Wat biedt de serie precies? En is ze een nauwgezette uitvoering van de uitvinder van het idee, de Franse historicus Nora? De nieuwe serie ”Plaatsen van herinnering” gaat in totaal vier delen tellen, die eind dit jaar in de winkel moeten liggen. Het is een mooie reeks om in de boekenkast te hebben. Niet precies een voor toerisme in eigen land, hoewel lezing van het hoofdstuk over de Hoge Veluwe aan een dagje in het nationale park natuurlijk wel wat extra’s geeft.
Het eerste deel van de serie, over Nederland in de twintigste eeuw, is onlangs officieel in ontvangst genomen door prins Willem-Alexander. Eigenlijk kreeg hij het laatste in de rij overhandigd; de eerdere delen verschijnen later dit jaar. Hoe verder terug in de tijd, hoe meer eeuwen samen in één band worden gepropt. De negentiende eeuw zit nog alleen in een kaft, de zeventiende en de achttiende al samen, en oudheid, middeleeuwen en vroegmoderne tijd vormen ook één deel. In totaal 160 plaatsen met historische sensatie.
Hoofdredacteur is de Leidse emeritus hoogleraar H. L. Wesseling. Het nu verschenen deel staat op naam van Wim van den Doel, ook een Leids historicus. Hij heeft een reeks deskundige collega’s een bijdrage laten leveren; Kees Slager over het gat bij Ouwerkerk na de watersnoodramp in 1953, Ben Schoenmaker over de John Frostbrug in Arnhem (Market Garden, 1944), Jeroen Smit over de Heinekenbrouwerij, James Kennedy over de Bloemhovekliniek in Heemstede (abortuskwestie, jaren ’70) enzovoort.
Biedt het een betrouwbare doorsnee van de twintigste eeuw? In zekere zin wel, al vallen allerlei typisch Hollandse onderwerpen buiten de boot - misschien omdat er geen ’locatie’ bij te bedenken is? Geen erwtensoep (wel Bartlehiem), geen blanke top der duinen, geen Koninginnedag en waarschijnlijk in het eerste deel ook geen Wilhelmus. Hoewel, als er voor Gerard Reves ”De avonden” plaats is -slim gelinkt aan de Jozef Israëlskade 116-I in Amsterdam, het decor van het boek- dan kan het Dordtse Hof prima voor de Statenbijbel staan. De samenstellers van de Nederlandse serie hebben er -anders dan het Franse voorbeeld- voor gekozen geen figuurlijke plaatsen van herinnering te kiezen, maar alleen openbare plaatsen waar vandaag een foto van te maken valt en waar je met je auto naartoe kunt rijden.
De plaatsen van herinnering zijn niet altijd vanwege de bekendheid van de locatie zelf uitgezocht. De stormvloedkering in de Oosterschelde komt eerder in gedachten als het over de Deltawerken gaat of het Achterhuis wanneer het onderduiken of Anne Frank ter sprake komt, dan de Dam als symbool voor bezettingsliteratuur (Hermans’ ”De tranen der acacia’s”).
Echt regionale herinneringen halen het boek niet, hoewel regio’s toch niet buiten beeld zijn - getuige de Oranje-Nassaumijn in Heerlen en de spinnerij van Jannink & Zn in Enschede. Vreemd genoeg is het begrip verzuiling in het hele deel geen thema. Het VU-gebouw lijkt me daarvoor een uitgesproken ”lieu”.
Ook al is ”Plaatsen van herinnering” niet typisch voor dagjestoerisme bestemd, toch is het ook geen gewoon geschiedenisboek. Net als Nora’s ”Lieux de mémoire” laat het de twintigste eeuw niet in lijnen of verbanden zien, ook biedt het niet de politieke geschiedenis van de vorige eeuw. Ook al wil de serie een nieuw geschiedschrijving leveren -herinneringsgeschiedenis- toch is dat in het eerste deel niet helemaal gelukt. Ook hier leveren scribenten vaak ’gewone’ geschiedschrijving. Ze bespreken hoe hun plek tot stand is gekomen en door de tijd is ontwikkeld, maar proberen hem niet in het gezamenlijke herinneringslandschap van vandaag te plaatsen. Misschien omdat de twintigste eeuw nog maar net is afgerond en de herinnering daaraan zich voor een belangrijk deel nog moet vormen?