Catechese mist doel in arbeidsdebat
Het kabinet wil dat burgers hun eigen verantwoordelijkheid nemen en meent dat betaalde arbeid de oplossing biedt. Intussen neemt het aantal armen ook onder de werkenden toe. Dr. E. F. J. van de Laar stelt dat christenen onvoldoende bijdragen aan het debat.
De aandacht voor armoede groeit. Tegelijkertijd rijst de twijfel of de regering het probleem wel voldoende serieus neemt. Hoe is het mogelijk dat de kwetsbaarste groepen uitgerekend onder een christelijke regering zo in de kou komen te staan? Hoe valt dat te rijmen met de christelijke inspiratie? Raakt het lot van de minst bedeelden niet juist het hart van de christelijke boodschap?Als theoloog bevreemdt me dit gebrek aan commitment ten zeerste. Het betekent namelijk dat de christelijke inspiratie machteloos zou staan ten opzichte van de logica van de markt. Je kunt je afvragen wat dan nog het eigene en de waarde is van christelijke politiek. Een andere verklaring is dat de verhalen en voorstellingen uit de christelijke traditie dermate plooibaar en rekbaar zijn dat elke vorm van beleid ermee te verdedigen valt. Christelijk geloof verwordt dan tot retoriek en banale ideologie. Hebben de critici dan gelijk, zoals onlangs nog door D66 geopperd werd, dat geloofsovertuigingen in de politiek niets te zoeken hebben?
Vastenbrief
Duidelijk is dat godsdienstige overtuigingen de wind niet mee hebben in het huidige klimaat. Maar voor een deel is dat ook aan de vertegenwoordigers zelf te wijten.
Kijken we naar de bijdragen die christelijke auteurs in de laatste drie decennia hebben geleverd aan het publieke debat over arbeid, werkloosheid en sociale ongelijkheid, dan wordt duidelijk waar dat aan ligt.
Het blijkt geen makkelijke opgave om te midden van niet-religieuze gesprekspartners als economen en sociologen staande te blijven. Zo is er het probleem van de religieuze taal en de vaak mythisch gekleurde beelden en voorstellingen die niet meer verstaan worden en misverstanden oproepen.
Wanneer de rooms-katholieke bisschoppen zich in hun vastenbrief uit 1985 beroepen op de overvloedige rijkdom van Gods schepping die we in harmonie zouden moeten delen, terwijl economen praten over de strijd om de schaarse werkgelegenheid, dan staan twee werelden tegenover elkaar waarvan niemand meer weet hoe die nog bij elkaar te brengen zijn.
Een ander probleem is het verklaren van werkloosheid met theologische categorieën zoals de zondeval en het goddelijk bevel tot werken. Dat zien we bijvoorbeeld bij Roscam Abbing in 1978 om werklozen op hun christelijke plicht te wijzen en bij de Reformatorisch Maatschappelijke Unie in 1992 om een strenger beleid te bepleiten. Het appel aan de eigen verantwoordelijkheid van het kabinet lijkt verdacht veel op deze christelijke worsteling met ’de luiheid van de mens’ en de vermaning om de last van arbeid vooral niet aan anderen over te laten. Zo’n standpunt is echter een slag in de lucht: uit arbeidssociologisch onderzoek is immers al lang en breed bekend dat van onwil bij werklozen volstrekt geen sprake is.
Onbruikbaar
Theologisch geschoolde auteurs vallen te gemakkelijk terug op de door de eeuwen heen geijkte standaardverhalen. Bij gebrek aan een adequate analyse van de maatschappelijke problemen, gaan ze die opnieuw uitleggen als verloren gewaande inzichten. Armoede en de ongelijke verdeling en waardering van arbeid herleiden ze daarmee tot theologische problemen. Dergelijke analyses krijgen inderdaad geen vat op de markt en staan machteloos. Als catechese zijn ze misschien interessant, maar voor de politiek en het publieke debat zijn ze onbruikbaar.
Maar er zijn ook christelijke auteurs die wel tot een daadkrachtig standpunt komen en die het kritisch potentieel uit de christelijke traditie tot spreken weten te brengen. Zij zijn vooral te vinden in de wereld van het arbeidspastoraat. Esther van der Panne is hier een goed voorbeeld van. In haar publicatie ”Ik ren dus ik ben” uit 1998 bespreekt zij de keerzijde van de 24 uurseconomie en de schaduwzijden van het hedendaagse dogma dat iedereen aan de betaalde arbeid moet.
Dergelijke visies gaan volgens haar uit van een eenzijdig mensbeeld dat veronderstelt dat iedereen flexibel en autonoom is en spelenderwijs de weg vindt in het snel veranderende arbeidsbestel. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt vallen ondertussen de klappen: ploegendiensten die het gezinsleven verscheuren, alleenstaande moeders die ondanks hun op- en afroepbaantjes niet rondkomen en overbelast raken, en allochtonen en laaggeschoolden die langdurig aan de kant staan. Voor zo’n heroïsch mensbeeld dat de kwetsbaarheid van mensen niet serieus neemt, kun je je op de Bijbel niet beroepen.
Exoduservaring
Wat geloofwaardige christelijke visies gemeen hebben is dat ze de bevrijdende, openbrekende dynamiek van het christelijk geloof als vertrekpunt nemen. Die is te vinden in de exoduservaring en later in het tegendraadse handelen van Jezus die het opnam voor de ’overbodigen’ van zijn tijd. Vanuit haar ervaringen in de schoonmaakwereld laat Paula Irik (2000) daarmee zien dat het welzijn en het loon van de vrouwen ook te verbeteren vallen zonder dat de winstgevendheid van de schoonmaakbedrijven in het geding komt.
Dat het kabinet de kwetsbaren in de kou laat staan is beschamend en valt vanuit een waarachtig christelijke optiek niet te verantwoorden. Dat ze die plicht verzaken zou hun wel eens duur te staan kunnen komen bij de eerstvolgende verkiezingen. Je oogst immers wat je gezaaid hebt.
De auteur is eerder deze maand gepromoveerd op het proefschrift ”Hoe christelijk is het arbeidsethos”. Hierin onderzoekt hij het christelijk denken over arbeid (vanuit kerken en door theologen) op de geschiktheid voor deelname aan het geseculariseerde publieke debat over arbeid, lettend op het spanningsveld tussen verstaanbaarheid en kritisch commitment enerzijds en christelijke identiteit anderzijds.