Drama’s in het leven van Nynke van Hichtum
Titel: ”Nynke van Hichtum. Leven en werk van Sjoukje Troelstra-Bokma de Boer 1860-1939”
Uitgeverij: Contact, Amsterdam, 2005
ISBN 90254 1716 7
Pagina’s: 647
Prijs: 45,-.
Sinds ze het kinderboek ”Afke’s tiental” schreef, is Nynke van Hichtum een naam die je associeert met harmonie en saamhorigheid. In de biografie die over haar is verschenen, schrijft Aukje Holtrop echter: „Haar leven was niet zonder drama.” Na de geboorte van haar tweede kind werd Nynke van Hichtum psychisch en lichamelijk ziek en ondanks ziekenhuisopnames en kuren is ze haar leven lang niet meer gezond geweest. Het tweede drama was het einde van haar huwelijk. In 1908 moest ze toestemmen in een scheiding, omdat Troelstra verliefd was geworden op een jongere, gezondere vrouw.
Hoe wrang het ook is, dit soort drama’s maakt een levensbeschrijving natuurlijk wel fascinerend. Dat het boek over Nynke van Hichtum maar liefst zesenhalfhonderd pagina’s telt, vormt dan ook beslist geen verhindering om het in één ruk uit te lezen. Haar huwelijk met Pieter Jelles Troelstra, de maatschappelijk en politiek gezien roerige jaren waarin zij leefden, hun belangstelling voor het occulte (in dit boek ”spiritualiteit” genoemd…), hun altijd durende geldzorgen - het blijft boeiend. De vaart waarmee Holtrop schrijft en de nauwgezetheid waarmee zij onderzoek heeft verricht, dragen wat mij betreft evenzeer bij aan het succes van ”Nynke van Hichtum. Leven en werk van Sjoukje Troelstra-Bokma de Boer 1860-1939”.
Vrijzinnige dominee
Sjoukje Maria Diderika Bokma de Boer werd in 1860 als dochter van een vrijzinnige dominee in Friesland geboren. Over haar godsdienstige opvoeding heeft ze volgens Holtrop nooit geschreven. Ze werd door haar vader gedoopt en deed belijdenis bij hem. „Of ze daarmee bewust een keuze maakte voor een bepaalde levensbeschouwing”, schrijft Holtrop, „of voor haar vader, die haar een groot moreel besef had bijgebracht, verantwoordelijkheid voor andere mensen en tolerantie, is niet zo belangrijk.” Hier gaat de biograaf kort door de bocht, alsof dit geen wezenlijk aspect uit Sjoukjes leven betreft. Dat het geloof haar hoe dan ook gaandeweg niets of niet veel meer zei, wordt uit het boek wel duidelijk. Of ze in 1888 nog in de kerk getrouwd is, is volgens Holtrop niet bekend. In 1890 lieten Piet en Sjoukje zich in elk geval uitschrijven uit de Nederduitsch hervormde gemeente te Leeuwarden. Ze hadden zich tot het socialisme ’bekeerd’. Dat Sjoukje met haar afscheid van de kerk ook het geloof de rug toekeerde, acht Holtrop overigens niet waarschijnlijk. „Later in haar leven heeft ze verschillende keren opmerkingen gemaakt waaruit religieuze gevoelens spraken.”
Blijkbaar kon het socialisme Sjoukje en Piet niet volledig bevredigen. Ze leefden volgens de idealistische reformbeweging, die eenvoud predikte. Ze aten dus vegetarisch, dronken zelden alcohol, richtten hun huis sober in en droegen wijde kleding. Holtrop schrijft: „Er zat ook een duistere, gevaarlijke kant aan de reformbeweging die direct samenhing met de verheerlijking van het gezonde lichaam en de mogelijkheden tot geboorteregulering. (…) De lichaamscultuur leidde tot het idealiseren van het blanke, met name het Arische ras. (…) Maar aan het begin van de twintigste eeuw zag nog niemand die mogelijke consequentie, en werd er onbekommerd geschreven over sterke mensen die gewenste, gezonde kinderen zouden voortbrengen.”
Zoals veel reformers bleken de Troelstra’s bovendien vatbaar voor antroposofie en occultisme. Delen van brieven waarin Sjoukje schrijft over hun ervaringen met het oproepen van geesten zijn in de biografie opgenomen. De inhoud spreekt boekdelen en is om kippenvel van te krijgen. Rond 1900 beëindigden Piet en zij de experimenten, omdat ze te veel onrust veroorzaakten en te weinig opleverden.
Schuilnaam
Sjoukje had in 1887 gedebuteerd met ”Teltsjes yn skimerjoun”, Fries voor ”Vertelsels in de schemering”. Ze koos net als veel schrijfsters in de negentiende eeuw voor een schuilnaam en noemde zich Nynke, omdat ze een oude Nynke had gekend die goed vertellen kon. Hichtum is een Fries dorpje. „In het voorwoord spéélde Sjoukje (toen zelf 27 jaar) de vrouw die haar pseudoniem belichaamde, een oude vrouw met herinneringen aan haar grootmoeder”, vertelt Holtrop. Sjoukjes verloofde, Piet, prees het boek vervolgens in een recensie in de Friesche Courant „de hemel in.”
Hoewel de bundel door Sjoukje bewerkte en ’verfrieste’ sprookjes bevatte, beschouwde ze hem als haar eigen werk. Levenslang zou ze volksverhalen en sprookjes blijven verzamelen en bewerken. Ze schreef echter ook zelf en werd redactrice van de kinderrubriek in ”For Huˆs en Hiem”, een tijdschrift voor het Friese huisgezin, door haar man opgericht. Later raakte ze betrokken bij ”Ons blaadje”, een weekblad dat arbeiderskinderen goede en goedkope lectuur moest bieden. Ze schreef tot aan het eind van haar leven talloze recensies en ook veel beschouwingen over de criteria waaraan een kinderboek volgens haar moest voldoen.
Na ”Teltsjes yn skimerjoun” werd haar leven lange tijd beheerst door zorgen en ziekte, maar tien jaar later verscheen haar verhaal over een eskimojongen en vervolgens schreef ze drie delen over de familiegeschiedenis van de kafferjongen Oehoehoe. Ze was voldaan toen in het blad van pedagoog Jan Ligthart een brief stond van een Zuid-Afrikaan die zich erover verbaasde dat iemand die nooit in Zuid-Afrika was geweest het land zo raakt wist te typeren.
Zelfverminking
In 1889 hadden Piet en Sjoukje een dochter gekregen, die ze Dieuwke noemden. In 1891 werd zoon Jelle geboren. Aan de zware bevalling hield Sjoukje, die altijd al een gevoelige vrouw was geweest, niet alleen lichamelijke, maar ook psychische klachten over. „Het dieptepunt werd bereikt toen Sjoukje op een dag het bed uit sprong, naar de brandende kachel vloog en er met haar blote handen gloeiende kooltjes uit graaide. Die zelfverminking maakte duidelijk hoe ernstig haar toestand was.”
Uitvoerig gaat Holtrop op Sjoukjes ziekte in. Naar haar idee hielden Piet en Sjoukje elkaar bovendien in gijzeling. Piet had zijn inspiratie aan Sjoukje te danken en moest vanzelfsprekend voor haar zorgen nu ze ziek geworden was. Sjoukje was ziekelijk, maar wilde vooral ook dapper zijn om haar man bij te staan. Deze verstikkende situatie zou jarenlang standhouden.
Ook Piet werd geregeld ziek. Beiden gingen soms tijdenlang kuren in het buitenland. Voor die gezondheidsreizen hadden ze eigenlijk geen geld. Had Sjoukje als domineesdochter en vervolgens als echtgenote van een beginnende advocaat een comfortabel leven geleid, sinds Piet zich met de politiek was gaan bemoeien, kampte ze continu met geldgebrek. Door de schrijnende armoede die ze vaak leed, raakte ze levenslang geobsedeerd door geld. Piet bedelde altijd overal. „Desondanks zijn er uit hun eerste huwelijksjaren geen wanklanken bekend”, schrijft Holtrop. „geen klachten van Piet over Sjoukje of omgekeerd en ook geen opmerkingen waaruit wrevel of teleurstelling klinkt. Wel wanhoop.” Kennelijk hebben die twee veel van elkaar gehouden en samen hun best gedaan Dieuwke en Jelle een vrolijk thuis te geven.
Winnie the Pooh
Toch ging het mis. Na de dood van haar moeder in 1905 veranderde Piets houding tegenover Sjoukje. De zorgen rond haar ziekte vond hij nu ondraaglijk. Hij werd verliefd op hun huishoudster, met wie hij begin 1908 trouwde, slechts twee maanden na zijn scheiding. Sjoukje, nu 47 jaar, liet zich slechts een enkele keer bitter over dit tweede huwelijk uit. Ze bleef altijd om Piet geven, hield zich naar de buitenwereld toe groot en noemde zich nog steeds Sjoukje Troelstra. Opmerkelijk genoeg was ze snel na de echtscheiding productiever dan ooit. „Een veelzijdig bewerkster en vertaalster”, noemt Holtrop haar. Niet alleen zijn allerlei sprookjes dankzij haar bewaard gebleven voor het nageslacht, ze was bijvoorbeeld ook de eerste vertaalster van Winnie the Pooh. „Talloze generaties hebben haar versie van Milnes boek gelezen en veel van haar vertaalvondsten zijn ingeburgerd geraakt in het Nederlands.”
Zo bleef ze zich inzetten voor de jeugdliteratuur tot kort voor haar dood in 1939. Ze was 78 jaar geworden. „Een lang leven voor een vrouw die bijna haar hele leven ziekelijk was”, schrijft Holtrop, die dit lange leven op evenwichtige wijze uitvoerig belicht in haar biografie. En haar bescheidenheid siert haar, als zij stelt: „Maar het blijven de blik en het voorstellingsvermogen van iemand die honderd jaar later leeft. (…) Met alle voorgaande beperkingen heb ik dit portret van het leven en werk van Nynke van Hichtum gemaakt.”