Holland gedraagt zich als een stad
Titel: ”Het bijzondere van Holland. Een geschiedenis van Holland in 25 verhalen”
Auteur: Eelco Beukers en Thimo de Nijs
Uitgeverij: Verloren, Hilversum, 2005
ISBN 9065508805
Pagina’s: 156
Prijs: € 14,-.
Het 25-jarig regeringsjubileum van koningin Beatrix was voor de provincies Noord- en Zuid-Holland reden om de geschiedenis van Holland in 25 verhalen onder de aandacht te brengen. In een afsluitend essay geeft journalist en publicist Jan Blokker zijn visie op het bijzondere van Holland: „De ware hollanditis wordt veroorzaakt door het veranderingsvirus. Je hoeft als Hollander niet eens zo heel erg lang van huis te zijn geweest, om bij terugkeer veel niet meer terug te kennen: alsof ook de meest concrete herinneringen aan het verleden achter je rug zijn uitgewist.” Het wissen van het verleden is in ieder geval niet de bedoeling van de auteurs, die in 2002-2003 een vierdelige ”Geschiedenis van Holland” schreven. Aan de hand van 25 kernjaartallen, te beginnen in 1113 en eindigend in 1980, wordt in dit boekje de geschiedenis van Holland beschreven. Waterstaatkundige vindingrijkheid, religieuze discussies, verdraagzaamheid, sociale zorgzaamheid, ondernemingsgeest en spanning tussen voor- en tegenstanders van het Oranjehuis zijn de thema’s die de auteurs kozen als kenmerkend voor Holland. Niet zo verrassend wellicht en wat mager als men wil aantonen dat Holland zich onderscheidt van de andere Nederlandse provincies.
Misschien komt Jan Blokker er dichter bij: „Het bijzondere van de provincie Holland is dat ze zich al sinds jaar en dag gedraagt als een stad, dat ze voortdurend in beweging blijft, dus verandert, dat ze daarom ook haar geheugen en haar ongrijpbare ’identiteit’ voor beter geeft, dat ze zich meer van de wereld dan van het koninkrijk voelt, dat ze anders gezegd eerder kosmopolitisch dan provinciaal is.” Hoe het ook zij, de auteurs bieden in kort bestek een onderhoudend en leerzaam overzicht van de Hollandse geschiedenis.
De waterstaatkundige vindingrijkheid wordt allereerst geschetst aan de hand van het verhaal van Hollandse ontginners die in 1113 toestemming vragen om woeste gronden in de omgeving van Bremen te ontginnen. Ook het droogmalen van de Noordplas, ten zuiden van Hazerswoude, in 1765 vormt een ijkpunt. De auteurs zijn wel zo eerlijk om te vermelden dat die droogmaling nodig was vanwege een probleem dat de Hollanders zelf hadden veroorzaakt: turfwinning leidde ertoe dat de weilanden werden opgestookt, wat uitmondde in wat men in onze tijd een milieuramp zou noemen. Een watersnoodramp mag evenmin in een geschiedenis van Holland ontbreken. Onder meer in Katwoude braken in 1916 de dijken: het signaal om de Zuiderzee droog te leggen.
Eerste moskee
Religieuze discussie achten de auteurs eveneens kenmerkend voor de provincie Holland. De dopers die in 1535 in Amsterdam de macht wilden grijpen, het bedevaartsoord Onze-Lieve-Vrouwe-ter-Nood in Heiloo (dat in 1637 door de Staten van Holland werd vernietigd en in 1905 in ere werd hersteld), maar ook de opening van de eerste moskee in Holland (Den Haag, 1955). Deze voorbeelden hangen sterk samen met Hollandse verdraagzaamheid. Het verbod op het boek ”Tractatus theologico-politicus” van de Joodse filosoof Benedictus de Spinoza in 1674 geeft echter aan dat deze verdraagzaamheid haar grenzen kende.
Aandacht voor sociale kwesties is er in Holland altijd geweest, wellicht zelfs meer dan in de andere delen van Nederland omdat Holland een typische stadscultuur kende. Van een weeshuis in Schoonhoven in 1581 tot voedseluitdelingen in Schiedam in de hongerwinter van 1944-1945. Maar ook wetgeving naar aanleiding van misstanden in de Leidse textielfabrieken van de negentiende eeuw. Een gebied met „welvarende, vrome en productieve burgers” was iets waar Hollandse bestuurders altijd naar hebben gestreefd.
De ondernemingsgeest van de Hollanders wordt misschien wel het aardigst in beeld gebracht door het verhaal van de Rotterdamse ondernemer Lodewijk Pincoffs, die in 1879 vanwege schulden naar Amerika vluchtte. In Rotterdam liet hij veel gedupeerde aandeelhouders achter, de internationale reputatie van de stad leed grote schade en de financiële en commerciële elite kwam in een kwaad daglicht te staan. Aan het einde van de twintigste eeuw echter werd voor deze ’schurk’ een standbeeld opgericht: met zijn havenwerken op de zuidoever van de Maas zou hij de grondslag hebben gelegd voor de ontwikkeling van Rotterdam als wereldhaven. Een ondernemer van geheel andere snit was Sijtje Boes, die in 1925 in Marken een souvenirwinkel opende en daarmee mogelijkheden opende tot internationaal toerisme in Holland.
Beatrix
De band met het koningshuis was voor Holland een moeizaam verhaal. Stadhouderloze tijdperken getuigen daarvan, alsmede rellen bij de inhuldiging van koningin Beatrix. Blokker besluit: „De stedelijkheid van Holland is wat het gewest in de ogen van de buitenstaander arrogant, bot en betweterig maakt. (…) Tot aan de Oranjes toe zijn monarchen ook altijd een beetje bang gebleven voor de stad.” De Dordtse Statenvergadering van 1572 was illustratief: „Ze verklaarden -over arrogantie gesproken- zichzelf in staat om hun gewest te regeren, ze hadden geen vorst, geen voogd, geen opziener, geen verzorger meer nodig.” Geheel in stijl ademt deze publicatie ter ere van het regeringsjubileum van koningin Beatrix dan ook eerder dat onze vorstin blij mag zijn met Holland dan dat Holland blij is met het Oranjehuis.