Nina’s moeite met overgave
Alle drie hebben ze bewondering voor het schrijftalent van Els Florijn. Bertine Versteeg (22), Jeroen van der Laan (20) en Janita Vierbergen (19) discussiëren met elkaar over ”Schaduw van de wolf”, Florijns tweede roman. Bertine studeert farmacie in Utrecht, Jeroen is jongerenwerker bij de SGP in Den Haag en Janita werkt als assistent-accountant bij Roza Accountants in Veenendaal.
Els Florijn is een erg jonge auteur. Kan ze schrijven? Jeroen: „Ze heeft een originele invalshoek gekozen. Ze verweeft de zoektocht van Nina naar haar vader op een mooie manier met het sprookje van Roodkapje en de boze wolf.”
Bertine: „Het boek zit goed in elkaar. In het begin dacht ik, waar slaan die hoofdstukken ertussendoor op, maar op een gegeven moment krijg je zicht op de lijn van het sprookje. Het is heel knap hoe Florijn het verhaal van de wolf combineert met het leven van Nina. Op die manier maakt ze haar angsten een stuk duidelijker.”
Janita: „In het begin begreep ik het helemaal niet. Dan is het lastig om in het verhaal te komen. Maar halverwege ging ik het snappen en dan is het een mooi boek om te lezen. Af en toe is het spannend, vooral op het einde, als Nina op een gevaarlijke richel in de bergen staat en er niet meer af durft.”
Jeroen: „De spanning spat er niet van af, het is geen thriller. Maar dat hoeft voor mij ook niet.”
Wat vonden jullie van de afloop? Het boek heeft een open einde.
Janita: „Het verhaal had voor mij nog wel even mogen doorlopen. Ik zat nog steeds met de vraag hoe het met die verdwenen vader van Nina zat. Hij kon wel overleden zijn, maar helemaal zeker was dat niet. En je weet na afloop ook niet hoe hij precies aan zijn einde is gekomen.”
Bertine: „Het is geen goedkoop slot, juist omdat er nog zo veel open blijft. De lezer weet niet hoe het met Nina verder gaat. Hij weet alleen dat ze de angst onder ogen ziet en de worsteling op dat moment heeft doorstaan. Maar ze is er natuurlijk nog lang niet.”
Nina zoekt naar houvast in haar leven. Bereikt ze dat uiteindelijk?
Janita: „Dat kun je wel uit het verhaal afleiden. Bij de afgrond overwint ze uiteindelijk haar angst en klimt ze weer naar boven.”
Bertine: „Dat laatste zinnetje waarmee het boek eindigt is veelzeggend: ”toen kwam de jager”. In het sprookje schiet de jager de wolf dood. Ik zie daarin dat Nina’s wolf, haar angst dus, op het eind ook niet meer de overhand had op haar.”
Hoe geloofwaardig is de persoonlijke ontwikkeling die Nina doormaakt? Als onkerkelijk meisje gaat ze nadenken over grote levensvragen.
Jeroen: „Die ontwikkeling gaat wel heel snel, voor mijn gevoel.”
Bertine: „In het begin wil ze niet echt erkennen dat ze een wolf heeft. Eerst loopt ze voor haar angsten weg en dan gaat ze toch de confrontatie aan. Maar ’t gaat inderdaad wel snel.”
Janita: „Daar ben ik het wel mee eens.”
Had de zoektocht van Nina meer diepgang moeten krijgen?
Bertine: „Nina doet eigenlijk alles zelf. Alleen grootmoeder Maria heeft in Italië wat gesprekken met haar over God. Maar verder komt alles wat ze bedenkt en beredeneert van haar zelf.”
Jeroen: „Dat ze dan toch tot zulke diepe inzichten komt, is wel opvallend.”
Bertine: „Ik weet niet of dat reëel is als je zo alleen in het leven staat. En heel veel krijgt ze niet van haar oma mee in die korte gesprekken. Verder ziet ze Maria een paar keer bidden en weet ze dat ze naar de kerk gaat. Maar daar houdt het wel mee op.”
Janita: „Alles volgt erg snel op elkaar. Het verhaal had van mij wel iets uitgebreider gemogen.”
Bertine: „Nina is een meisje dat heel erg op zichzelf is, een beetje dromerig, iemand die heel veel nadenkt. Ik denk dat heel erg per persoon verschilt hoe je met allerlei levensvragen omgaat.”
Verplaatst Florijn zich met haar christelijke achtergrond op een overtuigende manier in een niet-gelovig meisje?
Jeroen: „Ik denk dat ze Nina te veel vragen in de mond legt waarmee ze zelf loopt. Dat iemand die nog nooit een kerk van de binnenkant heeft gezien met zulke wezenlijke vragen over leven en dood loopt, komt op mij wat ongeloofwaardig over.”
Janita: „Nina stelt soms vragen die typisch passen bij iemand met een christelijke achtergrond.”
Bijvoorbeeld?
Bertine: „Als Nina in de Domkerk loopt, denkt ze na over God, hier, op bladzijde 66: „Hoe klein zou een God zijn die ik kon begrijpen en vatten! Als hij God is, in al de grootheid van dat woord, dan moet het zo zijn, dat hoe meer de mensen over hem nadenken, hoe onbegrijpelijker hij wordt.” Dan denk ik: dat beredeneer je niet als je helemaal niets van het geloof afweet.”
Jeroen: „Dat is zó diepzinnig, dat zegt een buitenstaander niet die niet kerkelijk is opgevoed. Ik vind de ontwikkeling van haar geloofsleven overigens ook heel snel gaan. Die verloopt bijna parallel aan de zoektocht naar de vader.”
Bertine: „Wat ik wél overtuigend vond, was dat Nina zich niet wíl overgeven aan God, dat ze de touwtjes zelf in handen wil houden. Je merkt heel vaak dat niet-christenen daar tegenaan lopen. Ze zijn bang om zich over te geven aan een God die ze niet kennen, om de regie over hun eigen leven kwijt te raken.”
Jeroen: „Ik denk dat dit iets van Florijn zelf is dat ze heeft geprojecteerd op Nina. Ook voor christenen is het immers moeilijk om tot geloofsovergave te komen. Het gaat hier om een van de meest cruciale dingen. Ik kan me goed voorstellen dat ze daar zelf mee heeft gezeten.”
Janita: „Ook een christen blijft vaak met allerlei vragen worstelen, hij heeft niet overal een antwoord op. Dat kunnen net zo goed vragen zijn waar niet-christenen ook mee zitten. Bijvoorbeeld over de zin van het bestaan, waarom we op aarde zijn, het lijden.”
Bertine: „Ik denk wel dat het een groot verschil maakt of je zeker weet of God bestaat of niet. Dat zet al die vragen in een ander daglicht.”
WIE REAGEERT?
Elke maand bespreken drie jongeren in deze bijlage een boek dat op een of andere manier in het nieuws is. Daarnaast is er ruimte voor extra lezersreacties. Volgende keer staat deze pagina in het teken van ”De Leeuw, De Heks en De Kleerkast” van C. S. Lewis. Schroom niet om je mening te geven (via www.refdag.nl/tussenderegels of tussenderegels@refdag.nl) en vermeld daarbij ook je achternaam. Een keuze uit de binnengekomen reacties plaatsen we in de krant van 8 februari onder het kopje ”digi lezers”.