Wilson blijft ondoorgrondelijk
Titel: ”Parijs 1919. Zes maanden die de wereld veranderden”
Auteur: Margaret MacMillan; vert. Aris van Braam
Uitgeverij: Mouria, Amsterdam, 2005
ISBN 90 458 5002 8
Pagina’s: 668
Prijs: € 29,90.
In het licht van de actualiteit in bijvoorbeeld het Midden-Oosten is Margaret MacMillans brede visie op de Vrede van Versailles verhelderend. Hoe men haar boek over de vredestichtende politici aan het einde van de Eerste Wereldoorlog ook beoordeelt, één ding staat vast: het is met 668 bladzijden een dik boek. Wie zich afvraagt waar een mens de tijd vandaan haalt om een zo lijvig werk te schrijven, vindt het antwoord in het woord vooraf. MacMillan, opgeleid in Oxford en nu hoogleraar in Toronto, had niet alleen een reeks van corrigerende medelezers, maar beschikte ook over twee reseachers. Een deel van het eigenlijke historische ambacht, het speurwerk naar illustraties en het samenstellen van de bibliografie, is dus door anderen gedaan. Overigens heeft ook de lezer gemak van wat de reseachers deden. Het lijkt wel alsof in de tien bladzijden tellende bibliografie elk Engelstalig boek dat maar iets te maken kan hebben met de Vrede van Versailles is opgenomen.
De eerste vraag waar de auteur voor stond, is die naar de relatie met de voorgeschiedenis. Moesten de laatste maanden van de Eerste Wereldoorlog als achtergrond voor de vredesbesprekingen geschetst worden of niet? MacMillan koos voor het laatste. Haar boek begint met de aankomst in Parijs van de Amerikaanse president Woodrow Wilson, een van de hoofdrolspelers bij de vredesbesprekingen.
De tweede vraag waarmee zij haar onderwerp afgrenst, reikt naar de jaren na 1919. Heeft de Vrede van Versailles de Tweede Wereldoorlog veroorzaakt? Op dit punt blijkt dat MacMillan een geschoold historicus is. De Vrede van Versailles als enige oorzaak van de Tweede Wereldoorlog is haar te simpel. Hooguit was de Vrede van Versailles een element in de kluwen van oorzaken -economisch, ideologisch en politiek- die tot de Tweede Wereldoorlog hebben geleid.
Wereldvreemde dromer
Dan komt de moeilijkste vraag: Wie was eigenlijk president Wilson? Vaak wordt hij voorgesteld als een wereldvreemde dromer die bij de vredesbesprekingen in 1919 steeds weer het onderspit moest delven tegenover de gewiekste en cynische Franse president Georges Clemenceau en de Engelse regeringsleider David Lloyd George. Volgens MacMillan was Wilson echter een idealist die hoopte via het zelfbeschikkingsrecht en de Volkenbond de wereld veiliger te maken.
Het zelfbeschikkingsrecht houdt in dat iedere minderheid, iedere groep die zich op grond van taal, godsdienst of gemeenschappelijk verleden een eenheid voelt, recht heeft op een eigen staat. Op deze wijze hebben staten altijd een homogeen samengestelde bevolking, wat interne conflicten voorkomt. Wilson zelf ontdekte overigens tijdens de vredesbesprekingen in Versailles dat dit standpunt praktisch niet uitvoerbaar was. Moest werkelijk elke kleine minderheid een eigen staat krijgen? Des temeer vestigde hij zijn hoop op de Volkenbond, een organisatie die conflicten in de wereld moest zien te voorkomen.
Volgens MacMillan heeft Wilson van een onmogelijke situatie nog het beste gemaakt. Met die conclusie blijft het beeld van de Amerikaanse president echter vrij vlak.
Natuurlijk is Wilson met zijn idealisme, zijn koppigheid, zijn niet altijd oprechte vriendelijkheid en zijn uitgesproken zelfverzekerdheid een moeilijk te doorgronden figuur. Dat men hem echter meer reliëf kan geven dan Margaret MacMillan doet, blijkt uit de biografie die J. W. Schulte Nordholt in 1990 over Wilson schreef. Ook bij Schulte Nordholt is Wilson een idealist, maar dan een idealist in het kader van zijn tijd: de domineeszoon die hoogleraar in Princeton werd, gouverneur van New Jersey en ten slotte president van Amerika; een man, gevormd in de negentiende eeuw, die de van huis uit meegekregen levensbeschouwing niet afschudde, op het Europese toneel een rol ging spelen, maar moeite had de Europese verhoudingen te doorzien.
Brede visie
De betekenis van het boek van MacMillan is vooral gelegen in het feit dat zij het begrip ”Vrede van Versailles” in een ruime betekenis neemt. Het gaat niet alleen over de eigenlijke Vrede van Versailles, waarbij Duitsland gebied verloor, herstelbetalingen kreeg opgelegd en in zijn militaire mogelijkheden werd beperkt, het gaat vooral over de vredesverdragen die in de andere Parijse voorsteden werden gesloten: Saint-Germain, Neuilly en Trianon. Die vredesverdragen ordenden de kaart van Europa opnieuw. De staten die later bekend werden als het cordon sanitaire -Polen, Tsjecho-Slowakije, Oostenrijk, Hongarije, Roemenië en Bulgarije- alsook Joegoslavië werden bij deze verdragen opgericht. Hoe moeilijk het was het zelfbeschikkingsrecht in de praktijk toe te passen blijkt bij een land als Polen. Er kwam weliswaar een zelfstandige Poolse staat, maar meer dan 30 procent van de bevolking in deze staat bestond uit niet-Poolse minderheden.
Bij alle gerichtheid op de betekenis van de Vrede van Versailles voor Europa wordt vaak vergeten dat de vredesbesprekingen eigenlijk pas in 1920 definitief voorbij waren, toen het Verdrag van Sèvres gesloten werd - of beter gezegd in 1923, toen het Verdrag van Sèvres grondig werd herzien in Lausanne. In deze verdragen werden de verhoudingen in het Midden-Oosten geregeld, waar immers mede als gevolg van de Eerste Wereldoorlog het Ottomaanse Rijk ten onder was gegaan. Het waren vooral Franse en Engelse onderhandelaars -Wilson was met zijn delegatie allang vertrokken- die in 1920 en 1923 de Arabische wereld opdeelden in staten, zonder met economische, sociale of culturele verhoudingen rekening te houden.
Waar de inhoud van de verdragen van Sèvres en Lausanne nog het meest aan doen denken is aan onvervalst negentiende-eeuws imperialisme. MacMillan beschrijft gedetailleerd de onderhandelingen om invloed, olie en militaire posities in het Midden-Oosten. Zo werd het huidige Irak een Engels mandaatgebied. Britse troepen hielden het al bezet en Britse ambtenaren uit India traden er al als bestuurders op. Nu kwam daar nog bij de internationaal erkende toegang tot de oliebronnen. Het resultaat was dat in de staat Irak volken werden samengevoegd die zo verschillend waren dat ze er tot op de dag van vandaag niet in slagen een homogene samenleving te vormen.
In het licht van de actualiteit -met name die in het Midden-Oosten- is MacMillans brede visie op de Vrede van Versailles zeer verhelderend. Toch werken de vele sfeertekeningen van ontvangsten en bals rond de eigenlijke vredesbesprekingen alsook de vele anekdotes op den duur vermoeiend. Met meer analyse in een beknoptere tekst zou de lezer ongetwijfeld minstens zo goed gediend zijn geweest. Gelukkig bevat het boek een helder gestructureerd voorwoord van Maarten Brands.