Opinie

Ziekteverzuim

Wie lichamelijk iets heeft, loopt een grotere kans op psychische ziekten. Trimbos-onderzoekers vonden in een uitgebreid onderzoek dat vooral stemmingsstoornissen samenhangen met fysieke aandoeningen. Angststoornissen komen op de tweede plaats.

11 January 2006 08:55Gewijzigd op 14 November 2020 03:22

Ook vonden ze specifieke combinaties van fysieke en psychische aandoeningen. Zo gaat astma vaak samen met paniekstoornis en komt depressie vaker voor bij mensen met rugklachten en migraine, zo valt te lezen in De psycholoog, jaargang 40, nr. 9. Het onderzoek naar zulke verbanden is gestimuleerd door de sterkere controle op ziekteverzuim. De Wet poortwachter bepaalt dat de werkgever zieke werknemers twee jaar doorbetaalt en dat vertaalt zich in aandacht voor verzuimbeleid in bedrijven en instellingen. Er gaan echter inmiddels waarschuwende stemmen op, zoals van de FNV, dat uit vrees de baan te verliezen, werknemers langer doorgaan en zich niet ziek melden, terwijl ze dit wel zijn.

Zowel psychische als fysieke aandoeningen leiden tot verzuim. Echter, psychische aandoeningen leiden doorgaans tot meer verzuim dan fysieke, zo luidt een conclusie van het onderzoek. En een combinatie van psychische en fysieke aandoeningen leidt tot meer verzuim, constateren de onderzoekers. De effecten van somatische en psychische aandoeningen kun je bij elkaar optellen. Vooral dit effect vinden de onderzoekers verrassend. Een onderzoeker: „Ik had niet verwacht dat dit zo was. Ik vind het begrijpelijk dat iemand die astmatisch én depressief is, iets langer thuiszit. Maar dat hij ten minste dubbel zo lang ziek is, verbaast me.”

Het idee dat lichaam en geest niet te scheiden zijn, staat al langer in de aandacht. Het onderzoek geeft nogmaals aan dat er binnen de psychiatrie goed gekeken moet worden naar lichamelijke aandoeningen. En andersom, dat artsen meer aandacht moeten hebben voor de psychische problemen. Het aantonen van een depressie is ingewikkeld. Helemaal moeilijk wordt het als depressie naast lichamelijke ziekten speelt.

Multidisciplinair onderzoek in de gezondheidszorg blijkt dus meer dan ooit nodig. Vroeger werkte men nogal eens met het zogenaamde uitsluitingsmodel: eerst werd gekeken of ziektesymptomen een lichamelijke oorzaak kenden. Moest deze verklaring uitgesloten worden, dan verklaarde men de ziekteverschijnselen als psychisch bepaald. Het onderzoek van het Trimbos-instituut toont aan dat zowel van het een als het ander tegelijkertijd sprake kan zijn.

De maatschappelijke en economische druk op het voorkomen en terugdringen van ziekteverzuim leidt ook tot het zoeken naar zo kort mogelijke behandelingsmethoden. PSY, tijdschrift over geestelijke gezondheidszorg (december 2005), beschrijft de resultaten van het doorbraakproject depressie om patiënten met depressieve klachten snel de juiste behandeling te geven. Sinds de moderne antidepressiva minder vervelende bijwerkingen hebben, schrijven huisartsen die vaak voor. Toch is dat niet de beste behandeling. De in 2005 uitgebrachte multidisciplinaire richtlijn depressie schrijft terughoudendheid voor in de behandeling van milde depressies. Korte behandelingen vaak beter dan medicatie omdat ze de patiënt zelfinzicht geven en hem of haar stimuleren actief mee te werken aan herstel. Ernstig depressieve patiënten, bij wie de klachten langer dan zes maanden duren of bij wie sprake is van ernstig sociaal disfunctioneren, moeten wel medicatie krijgen, gecombineerd met psychotherapie. En bovendien moeten ze zo snel mogelijk geholpen worden.

Het probleem is echter dat veel huisartsen en hulpverleners niet op de hoogte zijn van deze behandeling van depressies. Om die kloof tussen wetenschappelijke kennis en praktijk te overbruggen is in december 2004 het doorbraakproject depressie gestart, gefinancierd door het College van Zorgverzekeraars. De bedoeling van het project is het aantal chronische depressies fors te verminderen door patiënten in het eerste jaar van de ziekte adequaat te behandelen.

Mensen met niet-ernstige depressies krijgen alleen minimale interventies. Hun depressie wordt bijgehouden via een depressievragenlijst en als ze niet opknappen wordt een vervolgbehandeling ingezet. Daarnaast worden mensen met een ernstige depressie snel en intensief geholpen. Hun behandeling met medicatie en psychotherapie start binnen een maand. Tijdens de behandeling volgen de hulpverleners de cliënt actief. Uit een eerste inventarisatie bleek dat huisartsen gewend waren snel medicatie te geven, omdat ze dat nu eenmaal zo geleerd hadden en omdat ze geen alternatieven kenden.

Het projectteam richt zich daarom allereerst op de huisartsen. Na voorlichting tonen huisartsen zich bereid mee te werken. Uit het project blijkt dat hoe eerder depressieve klachten behandeld worden, hoe groter de kans dat ze zich niet ontwikkelen tot een chronische depressie. Medicijngebruik blijkt sterk verminderd te kunnen worden.

De eerste resultaten van het project zijn niet alleen van belang voor het terugdringen van ziekteverzuim, maar ook voor het terugdringen van de kosten van de gezondheidszorg. Bovenal zijn ze van belang voor het welbevinden van de patiënten. Geen wonder dat huisartsen in een regio waarin dit doorbraakteam werkt, zeer enthousiast zijn over het pro-(is0(

ject.

Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer