Opinie

Wim, wat maak je me nou?

Beste Wim,

9 January 2006 11:31Gewijzigd op 14 November 2020 03:21
<center> WILDERS </center>
<center> WILDERS </center>

Eerlijk gezegd, ik had een paar uur nodig om eraan te wennen. Dat het RD aandacht zou schenken aan mijn overstap naar de stichting van de Groep Wilders had ik natuurlijk wel verwacht. Dat er op het nieuwsbericht een dag later een artikel zou volgen waarin alleen tegenstanders van die stap hun commentaar mochten leveren, ach, ook dat had ik ingecalculeerd (al vielen de woorden over het afschrijven van Spruyt mij niet gemakkelijk). Maar dat er ook nog een paginagroot stuk zou komen waarin jij de ongebruikelijke vorm van een open brief zou gebruiken om mij, mede op grond van vertrouwelijke informatie die wij in eerdere gesprekken hebben gedeeld, persoonlijk aan te spreken, dat had ik niet verwacht. Normaal gesproken zit er toch een envelop om een dergelijke brief.Met je oproep lijk je een brug te willen slaan, maar dat doe je niet dan nadat je explosieven in stelling hebt gebracht om de te overbruggen kloof eerst nodeloos te vergroten. „Wim, wat maak je me nou?” dacht ik na een eerste lezing.

En toen vele RD-lezers mij in de loop van de dag belden en zeiden dat ze nog nooit iemand met zo’n zoetgevooisd betoog zo onbarmhartig een dolk tussen iemands schouderbladen hadden zien steken, ontbrak het mij, tot mijn eigen verbazing, aan argumenten om deze stellige opvatting wat te relativeren.

Je vraagt je onder meer af of ik wel zal slagen als politicus (mocht het daar ooit van komen). Ik kan jou garanderen dat jij een uitstekend politicus bent. Heel slim sla je namelijk twee vliegen in één klap. Door je opmerkingen probeer je je lezers van mij te vervreemden. Alla, dat past blijkbaar binnen jouw taakopvatting als hoofdredacteur van een krant. Maar je weet natuurlijk ook dat Wilders je brief leest. Je weet dat hij -zoals hij zelf in een interview met het RD heeft gezegd- oprecht op zoek is naar christelijke bondgenoten in zijn gevecht voor een fatsoenlijk en vrij Nederland. Door hem, via mij, op deze manier af te wijzen, hoop je natuurlijk dat hij die zoektocht opgeeft. En dan heeft de groep waarvan jij de belangen behartigt, op dit punt niets meer te vrezen.

Je brengt nadrukkelijk alle strubbelingen onder de aandacht die aan mijn stap zijn voorafgegaan. Het klopt allemaal. Er is op een gegeven moment een ideologische breuk binnen de Edmund Burke Stichting geweest, omdat ik niet meer geloofde in de mogelijkheid om het conservatieve gedachtegoed binnen een van de bestaande partijen aftrek te doen vinden. Daarom gaat de Edmund Burke Stichting nu door als een vrijwilligersorganisatie die zich concentreert op activiteiten voor studenten. En eind vorig jaar raakte ik mijn baan kwijt omdat enkele grote financiers, anders dan voorheen het geval was geweest, inhoudelijke eisen aan onze programma’s gingen stellen, wat ik in strijd achtte met de intellectuele onafhankelijkheid en integriteit waarop we zo trots waren.

Over een overstap naar Wilders heb ik lang nagedacht: of de nieuwe partij de juiste mensen zou aantrekken, of er een goede organisatie zou komen, of ik me met het gedachtegoed zou kunnen verenigen. Ik heb mij laten overtuigen door de feiten: de kandidaten zijn serieuze en beschaafde mensen, er staat een hecht en deskundig team voor de organisatie van alle activiteiten, en ik heb zelf de tekst geschreven waarin de visie is neergelegd die de basis van de inhoudelijke samenwerking vormt.

En laat ik dan iets verklappen om je gerust te stellen. Artikel 23 van de Grondwet blijft recht overeind. En er komt ook een pleidooi voor een nieuw artikel 1 van de Grondwet waarin de joods-christelijke traditie als bron en fundament van onze cultuur, en als begrenzing daarvan, expliciet wordt vastgelegd. Ik bespeur in de kolommen van het RD regelmatig sympathie voor de ’gereformeerde’ Donner. Deze minister noemde het een „doodzonde” dat homoparen in Nederland nog altijd geen kinderen kunnen adopteren. Groep Wilders vindt het een „doodzonde” als kinderen in Nederland niet gewoon met een vader en moeder opgroeien.

Zo zou ik nog wel even kunnen doorgaan, maar laat ik tot de kern komen. Jij denkt uitsluitend vanuit het groepsbelang, mij gaat het om dit land. En ik wil dit land niet overgeven aan mensen die of door haat jegens het Westen (de aanhangers van de politieke theologie van de islam) of door zelfhaat (de culturele elite) dit mooie land naar de knoppen (willen) helpen. Daarom zoek ik -inderdaad: rusteloos- een zo breed mogelijk front tegen de vijanden vanbinnen en vanbuiten, en zet ik mij in voor een politieke en maatschappelijke orde waarin alle ruimte is voor diversiteit, maar waarin die diversiteit ook scherp wordt begrensd door de waarden en normen van de westerse cultuurtraditie.

Je hebt zo je zorgen, maar weet je waar je je volgens mij vooral zorgen om moet maken? Om die christenen die zich zo heerlijk comfortabel binnen het Haagse systeem hebben genesteld. Ach, wat worden ze toch serieus genomen, wat mogen ze toch constructief meedoen, welk een erkenning en respect valt hun ten deel! Maar door die inkapseling zijn deze mensen (geen paria’s maar parvenu’s) wel een onderdeel van het probleem geworden, en zijn ze niet meer in staat tot een mannelijk gevecht op de plaatsen waar de echte fronten liggen.

Als jij het beeld wilt oproepen dat ik met deze stap het orthodox-christelijke milieu waarin ik ben opgevoed en dat mij na aan het hart ligt, in feite verlaat, dan moet ik je teleurstellen. Ook nu gaat het mij uiteindelijk om een orde die als een weerhouder (het ”katechon” uit 2 Thessalonicensen 2) de weg naar ’een volkomen rijk’ openlaat. (Ik heb dat dit voorjaar nader uitgelegd in mijn essay over ”De toekomst van de stad”.) Ook jou gaat het daar om, al verschillen jij en ik van mening over de middelen. En daarom begrijp ik niet waarom je de suggestie wilt wekken dat ík een brug ophaal.

Maar ik tel ook mijn zegeningen. Het werk van de Edmund Burke Stichting heeft nooit veel genade in de ogen van het RD kunnen vinden. Wat de gevolgen van die stroom aan afbrekende kritiek zijn geweest, laat zich raden. Nu het geen kwaad meer kan, schrijf je opeens en voor het eerst dat je mijn diepste motieven altijd wel hebt begrepen en dat niet alle kritiek terecht is geweest. Die ontboezeming heeft me verbaasd, maar ik noteer ze graag met enige dankbaarheid achteraf.

En laat ik eensgeestes met jou mogen eindigen. Vanuit de sympathie die ik voor je heb en vanuit een gevoel van werkelijke verbondenheid roep ik je met klem op: verlaat dat groepsdenken met zijn valse zekerheden, laat je niet zo ringeloren door zijn ’leiders’, en toon enig begrip voor mensen die met Antoine Fumée, de leider van de Franse protestanten in Parijs (1511-1568), de Calvijns in hun Genèves voorhouden dat zij bepaalde posities in de echte wereld nog niet willen opgeven.

Je oud-collega,

Bart Jan Spruyt

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer