In debat voor een troostvolle prediking
UTRECHT - In een particulier archief vond hij een onbekend verslag van een theologisch debat tussen acht remonstrantse predikanten en vier contraremonstrantse kerkleden. Het speelt zich allemaal af in de Utrechtse Statenkamer in mei 1617. „Gewone kerkmensen wisten zich uitstekend staande te houden tegenover beroepstheologen.”
Dertien foliopagina’s telt het verslag. De Utrechtse kerkhistoricus dr. F. G. M. Broeyer weet niet helemaal zeker wie het heeft opgetekend, maar hij denkt sterk aan Dirck van Velthuysen, die het later nog schopt tot burgemeester van Utrecht en in 1636, samen met Gijsbert van der Hoolck, de Utrechtse universiteit sticht. „Van Velthuysen was de officiële woordvoerder van de contraremonstranten. In het verslag, dat vrijwel meteen op papier is gezet, is veel sprake van ik-gebruik.”Het verslag is door de contraremonstrantse deelnemers gemaakt en kan dus een licht vertekend beeld geven, erkent Broeyer. „Ze kunnen iets hebben weggelaten. Aan de andere kant: de contraremonstranten stuurden later een stuk naar de Staten met aanhalingen uit het verslag. Als de inhoud niet klopte, maakten ze zich belachelijk.”
Zuivere prediking
Aanleiding voor het debat is een verbod van de Utrechtse stedelijke regering om kerkdiensten buiten de provincie te bezoeken. Veel contraremonstranten vinden namelijk dat de predikanten „de leere Arminii ofte Remonstranten” verkondigen en ze gaan daarom naar plaatsen als Oudewater, IJsselstein en vooral Vianen om een „zuivere” prediking van Gods Woord te horen. „In de eigen provincie bezaten zij die mogelijkheid niet omdat overal remonstrantse predikanten stonden. Dat betekende wel dat ze een flink eind moesten lopen.”
De Utrechtse autoriteiten straffen overtreders van het verbod streng. Bij een eerste veroordeling mogen ze het eigen ambacht niet meer uitoefenen, bij een tweede verliezen ze het burgerschap en bij een derde volgt verbanning uit de stad.
De contraremonstranten dienen daarom een verzoekschrift in bij de Staten van de provincie en pleiten voor intrekking van de harde maatregelen en „vrije exercitie van de ware Gereformeerde religie.”
Prins Maurits steunt het rekest. Hij stelt de Utrechtse Staten in een schrijven „eenich contentement” voor.
Debat
Daarop ontbiedt Gilles van Ledenbergh, secretaris van de Staten van Utrecht, de schrijvers van het rekest „om te horen wat voor nieuwe leer hier geleerd wordt.” Broeyer: „In 1610 blijkt de stad Utrecht evident remonstrants te zijn. Volgens de contraremonstranten was dit een verandering ten aanzien van de voorafgaande situatie, maar volgens de remonstranten niet. Ik denk dat de remonstranten op dit punt gelijk hadden. Ik schat dat er in de stad 200 tot 1000 contraremonstranten waren, op een bevolking van ongeveer 15.000 mensen.”
De contraremonstranten geven gehoor aan de oproep van Van Ledenbergh en verschijnen op 2 mei 1617 in de Statenkamer in Utrecht. Daar merken ze pas dat ze het debat moeten aangaan met acht remonstrantse predikanten. Ze vragen schriftelijk te mogen reageren, maar gaan uiteindelijk akkoord met een mondelinge toelichting.
In het debat komen de bekende hoofdpunten van het conflict over de predestinatie aan de orde. Maar de deelnemers bespreken ook andere onderwerpen. „Met name de kritiek op wat zij Utrechtse dominees in preken hadden horen zeggen, geeft de discussie kleuring”, aldus Broeyer. „Er zit een groot stuk emotie in. „U drijft alweer de spot met de catechismus.” Dat soort dingen.
De remonstrantse predikanten proberen de contraremonstranten in de mangel te nemen: „Ik heb Calvijn wel gelezen, maar God verlichtte mijn verstand.””
Opvallend is volgens Broeyer dat het hoofdthema van het debat niet de predestinatie is, maar de volharding der heiligen en de zekerheid van het geloof. „Het gaat, net als bij Calvijn, niet in de eerste plaats om de uitverkiezing, maar om de troost. De contraremonstranten verweten de remonstranten dat ze de gelovigen troost ontnamen door de volharding en de zekerheid van het geloof af te wijzen. De remonstrantse predikanten volgden de bekende tactiek door te zeggen dat je wanneer de contraremonstrantse visie klopte als gelovige van alles zou kunnen doen, zoals moorden en overspel plegen, omdat je toch zalig wordt.”
Geluk
Het debat brengt voor de contraremonstranten niet direct het gewenste resultaat: vrije uitoefening van godsdienst en zuivere prediking. Pas na de afdanking van de waardgelders (huursoldaten) in Utrecht, in de zomer van 1618, kan prins Maurits de Utrechtse contraremonstranten daadwerkelijk steunen en krijgen ze eigen predikanten binnen de provinciegrenzen.
Het is de bedoeling dat het document, voorzien van een inleiding en aantekeningen, volgend jaar verschijnt in een reeks van de Utrechtse theologische faculteit.
„Het is echt een gelukje dat zoiets opduikt”, zegt Broeyer. „Je ziet hoe mensen verwoorden wat ze geloven en wat ze van een preek vinden. Het blijkt dat gewone kerkmensen zich uitstekend staande wisten te houden tegenover de argumenten van beroepstheologen. Ze zijn in geen geval afgegaan.”