Schurkpaal en stapsteen
Titel:
”Augustinus”
Auteur: Garry Wills
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2001
ISBN 90 5018 548 7
Pagina’s: 192
Prijs: € 15,90; Titel: ”Jeanne d’Arc”
Auteur: Mary Gordon
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2001
ISBN 90 5018 549 5
Pagina’s: 192
Prijs: € 15,90;
Titel: ”Leonardo da Vinci”
Auteur: Sherwin B. Nuland
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2002
ISBN 90 5018 578 9
Pagina’s: 168
Prijs: € 15,90.
Schurkpaal en stapsteen. De groten in de geschiedenis lenen zich er uitstekend voor. De biografie zet haar opmars dan ook gestadig voort. Er is kennelijk markt voor. De grote man of vrouw uit het verleden biedt mogelijkheden tot identificatie. In de serie biografieën die de uitgeverij Balans op de markt brengt, is weer een aantal titels verschenen. Voor elk wat wils: Augustinus, Jeanne d’Arc en Leonardo da Vinci, alledrie geschreven door auteurs uit het Amerikaanse.
In tijden waarin de grote verhalen wegvallen, is de behoefte aan levensbeschrijvingen kennelijk sterker. De uitvinder, de strateeg, de charismatische dame of juist de weifelende theoloog… We vinden in iedereen wel iets dat ons raakt. Zo zal de eerste serieuze biografie over Pim Fortuyn ongetwijfeld door de Pim-gelovigen als een bijbel verwelkomd worden.
Een goede biograaf moet iets hebben met zijn onderwerp. Bij de auteur van de biografie over Augustinus, Garry Wills, is dat moeilijk te achterhalen. Hij is verbonden aan de John Hopkins University in de Verenigde Staten. Zijn bekendste publicatie gaat over Lincoln, in tijd een aardig eind verwijderd van Augustinus. We zullen de interesse van Wills waarschijnlijk moeten inschatten als niet-professionele, persoonlijke interesse in de figuur Augustinus. Verwacht in deze serie niet veel nieuwe inzichten, wetenschappelijke hoogstandjes of iets dergelijks. De auteur heeft de gemiddelde lezer -wat dat ook moge zijn- op het oog. Tevergeefs zoek je, evenals in de andere biografieën van Balans, naar een uitgebreid notenapparaat.
Augustinus
In deze biografie belooft de auteur vooral de menselijke kant van de figuur Augustinus te belichten. Dit lijkt me een insteek die nogal voor de hand liggend is bij een figuur als Augustinus. Als één persoon in zijn geschriften immers als een écht mens naar voren komt, met zijn worstelingen met God, de zonde, de vraag naar het kwaad, dan is het wel Augustinus. Een biografie over Augustinus moet per definitie over de méns Augustinus gaan.
Wills geeft vervolgens een nogal psychologiserende beschrijving van Augustinus. Zijn verdrongen seksuele obsessie levert zinnetjes op als „Er zat een prestatiegericht element in deze ascetische breuk met het ”lagere leven”.” Verworvenheden van de psychologie hebben natuurlijk hun functie. Toch heb ik er moeite mee om allerlei psychologische dogma’s over personen in het verleden te leggen. In een dergelijk Procrustesbed is het slecht toeven.
Verder moet hier geen stichtelijk boek vermoed worden, waarin de auteur zich laaft aan het gedachtegoed van Augustinus. Dat kan overigens een pre zijn, want te sterke identificatie met een hoofdfiguur geeft vaak ook vertekening. Augustinus was immers geen gereformeerde ouderling of een rooms-katholiek pastoor. Het was een Berber uit Noord-Afrika, die qua uiterlijk waarschijnlijk eerder gelijkenis vertoonde met een Marokkaanse allochtoon dan met een keurig nette predikant.
Jeanne d’Arc
De tweede biografie van Balans gaat over de charismatische Jeanne. Zij blijft tot de verbeelding spreken. De auteur: „Misschien is ze, met uitzondering van Jezus Christus, wel de enige vóór 1800 geboren persoon die de gemiddelde westerling kan opnoemen.” Johan Huizinga schreef over haar: „Zij behoort tot de enkele figuren in de historie, die nooit iets anders dan protagonisten kunnen zijn, die altijd hoofdzaak, altijd doel en nimmer middel zijn.” Zij hoort dan ook zeker thuis in de lijst biografieën die Balans uitgeeft.
Tegelijkertijd vraag ik me wel af of er over haar nog iets nieuws te melden valt. Er zijn immers uitstekende biografieën van haar op de markt. Er moet dan wel iets toegevoegd worden. De vraag is of Mary Gordon dat ook werkelijk doet. De auteur doceert Engelse taal- en letterkunde aan het Bernard College in New York. Ze schrijft vooral romans en korte verhalenbundels.
Ook hier doet de achterflap aan ronkende teksten als „Mary Gordon geeft in deze invoelende biografie een prachtig beeld van Jeanne, een toonbeeld van moed en geestkracht.” Gordon is zelf wat bescheidener. In haar inleiding schrijft ze dat dit boek geen hogere pretentie voert dat het noteren van „biografische bespiegelingen.” Daarbij hanteert ze soms bijzondere metaforen om de figuur Jeanne en haar tijd neer te zetten. Als ze de Honderdjarige Oorlog en de late Middeleeuwen beschrijft heeft ze het over het „luie en toch ondervoede achterwerk van de Middeleeuwen.”
Misschien wel het sterkste punt van haar boek is de poging om de invloed van een dergelijk meisje te verklaren. Hier wijst Gordon vooral op de „aanname van de mantel der profetie.” Dit was in de Middeleeuwen het middel bij uitstek om in het openbaar met gezag te kunnen spreken. In haar verklaring van de stemmen die Jeanne kreeg, steunt de auteur sterk op Huizinga. Die ontkent met klem dat de stemmen van Jeanne ziekelijk zijn. Haar ervaring was wel ongewoon, maar kwam niet voort uit een gestoorde geest. Mooi is het citaat van Huizinga dat Gordon in haar boek opneemt: „Inderdaad, indien over iedere ingeving, die tot ons komt als zoo klemmend bevel, dat zij als een stem wordt gehoord, de wetenschappelijke kwalificatie ziekteverschijnsel, waanvoorstelling, het laatste woord ware, - wie zou dan niet liever met Jeanne d’Arc en Socrates aan de zijde der gekken staan, dan met de faculteit (van de Sorbonne) aan die der gezonden?”
Ondanks de zoveelste biografie blijft Jeanne boeien. Gordon gaat uitvoerig in op de receptie van Jeanne tot nu toe en geeft zelfs aandacht aan recente toneelstukken en films over Jeanne. Misschien wel de beste legitimatie voor -alweer- een boek over Jeanne geeft ze aan het einde van het eerste hoofdstuk. Daar stelt ze: „Maar de Jeanne, die uitsteeg boven de normen van geboorteplaats en -tijdstip moet, als we haar de eer geven die haar toekomt, in essentie een mysterie blijven.” En over een mysterie kun je immers oneindig hypothetiseren.
Leonardo da Vinci
De eerste grote genie van de moderne tijd, Leonardo da Vinci, krijgt ook een beschrijving. Als de aandacht voor biografieën in onze vroege 21e eeuw te maken heeft met de behoefte aan identificatie zal het lezen van deze biografie een deprimerende bezigheid moeten zijn. Wie kan zich immers aan deze ”homo universalis” spiegelen? Spiegelen heeft sowieso al iets van plagiaat, steunen op anderen en is gespeend van originaliteit. Daar heeft hoofdfiguur van deze biografie moeite mee: „Iedereen die in een debat vertrouwt op de autoriteit van een ander, gebruikt niet zijn verstand, maar zijn geheugen.”
Deze biografie door Sherwin B. Nuland belooft een „een ontdekkingsreis te zijn naar de psyche van Leonardo da Vinci.” Nuland is als klinisch hoogleraar in de chirurgie verbonden aan Yale University in de Verenigde Staten, waar hij ook doceert in de geschiedenis van de geneeskunde en in bio-ethiek. Deze gegevens zijn van belang bij het lezen van deze -betere- biografie. De uitvoerige aandacht die Nuland geeft aan de anatomie bij Da Vinci moet ingegeven zijn door de passie van de auteur voor de medische wetenschap. Een biografie zegt immers altijd ook iets van de biograaf zelf. Het is maar waar de interesse van de auteur zelf ligt.
Zelfs de na de moord op Fortuyn zo omstreden dierenlobby zou Leonardo kunnen annexeren als haar totem. Uit respect voor het leven weigerde hij immers vivisectie op dieren uit te oefenen. Hij was zelfs vegetariër om dezelfde reden. Een prachtig studieobject dus voor deze fanatici. Maar iedere grote geest overtreedt zijn zelf ontworpen geboden wel eens. Van Leonardo is bekend dat hij zich wel eens gewaagd heeft aan een experiment op een levend dier. Eenmaal heeft hij het ruggenmerg van een kikker doorgesneden om te bestuderen hoe het beest zou reageren op prikkels wanneer het afgesneden was van de neurologische structuren van de kop. Deze zonde maakt nu net het verschil tussen leidslieden en epigonen.