Carrièrevrouw bouwt kaartenhuis
Titel:
”Carrière”
Auteur: Susan Howatch; vert. Tineke Koonings
Uitgeverij: Mozaïek, Zoetermeer, 2002
ISBN 90 239 9052 8
Pagina’s: 514
Prijs: € 24,50. Susan Howatch is hét voorbeeld voor Nederlandse christenschrijvers. Althans, dat vinden sommige mensen in het christelijk-literaire wereldje. En toegegeven, de eerste helft van de roman ”Carrière” leest als een trein. Tegen het eind van het verhaal gaat het moeizamer: je raakt verstrikt in de psychologische analyses. Maar dat bezwaar is nog niets vergeleken met de hoofdbrekens die het boek na afloop kost. Als orthodox-gereformeerde lezer blijf je na de kennismaking met Howatch’ ideeën op z’n minst in verwarring achter.
Susan Howatch (1940) is een tamelijk beroemde Engelse schrijfster. Ze maakte naam met familieromans en zogenaamde ”gothic novels” - boeken waarin het griezelige, het bovennatuurlijke een belangrijke rol speelt. Echte vliegveldbestsellers. Miljoenen gingen ervan over de toonbank.
In zeker opzicht was het dus onbegrijpelijk dat ze op een gegeven moment ineens totaal andere boeken ging schrijven: dikke pillen waarin de geschiedenis van de Anglicaanse Kerk in de twintigste eeuw voor het voetlicht werd gehaald. De Starbridge-cyclus. Niet direct luchtige kost. Maar de serie bewees wél dat christelijke thema’s op een hoogst literaire manier gestalte kunnen krijgen. Sterker: bisschoppen, kanunniken en andere geestelijken bleken in handen van Susan Howatch de ideale romanpersonages te zijn, dankzij hun theologische vragen en hun morele dilemma’s.
Het zegt natuurlijk iets over een ontwikkeling in het leven van de schrijfster, over haar wending tot het christendom. Vandaar dat binnen christelijk-literaire kringen in Nederland al sinds jaren gelobbyd wordt voor een vertaling van Howatch’ werk. Nu is het dan zo ver: uitgeverij Mozaïek waagt zich aan haar laatstverschenen roman, ”The High Flyer”. Die staat trouwens los van de inmiddels afgesloten Starbridge-serie, al komen er wel dezelfde personen in voor.
Rijkdom en status
De uitdagende omslag valt meteen op: kanariegeel en cyclaamroze, met het intrigerende portret van een ondoorgrondelijk kijkende vrouw. Dat belooft spanning, sensatie, glamour en misschien een vleugje feminisme.
”Carrière” -zoals de roman in het Nederlands heet- gaat over de rijke, succesvolle advocate Carter Graham, die haar leven helemaal volgens plan laat verlopen. Eerst een interessante en invloedrijke baan, dan een mooi huis, en exact op haar vijfendertigste een vaste partner. Maar zodra ze dat laatste doel bereikt heeft en getrouwd is met Kim Betz, beginnen de zaken haar uit de hand te lopen.
Kim blijkt namelijk een beetje anders dan ze gedacht had: stukje voor stukje komt zijn ware aard naar boven. Wat volgt is een spiraal van leugens, geestelijke beïnvloeding, misbruik en geweld. Voor het eerst in haar leven is Carter niet in staat de zaken op een rijtje te krijgen. Uiteindelijk zoekt ze hulp bij het ”healing center” van de anglicaanse geestelijken Nicholas Darrow en Lewis Hall. Dat wordt het begin van een genezingsproces, waarin ze langzamerhand rijkdom en status leert relativeren en oog krijgt voor werkelijke zingeving.
Een sterk verhaal dus, bovendien heel goed verteld, spannend, rijkgelaagd en met een positieve strekking. Maar of ”Carrière” nu echt het langverwachte schoolvoorbeeld voor de christelijke literatuur in Nederland is?
Zelfs aan de oppervlakte van het verhaal heeft de christelijke lezer al de nodige drempels te nemen: de grote aandacht voor seksualiteit en seksuele uitwassen, de seculiere sfeer. Maar de grootste bezwaren liggen op een dieper niveau. Wat moet je als lezer bijvoorbeeld met de mix van religie en psychologie die Howatch haar lezers voorschotelt? En met de bovennatuurlijke verschijnselen die in het verhaal voorkomen? Hoezo geesten zien, de toekomst voorspellen, huizen zegenen, mensen de handen opleggen? Het verwarrende is dat niet alleen de Jomanda-achtige mevrouw Mayfield -de kwade genius in het verhaal- dergelijke praktijken toepast, maar óók de anglicaanse geestelijken die de confrontatie met haar aangaan. Ze begeven zich als het ware op haar terrein, en maken gebruik van precies dezelfde soort psychologische wapens. Kan dat zomaar?
Zweverig
Daar komt bij dat ik er niet goed achter kan komen wat ”geloven” bij Susan Howatch precies wil zeggen. De manier waarop haar hoofdpersonen het formuleren is buitengewoon verwarrend. Op een gegeven moment probeert Lewis Hall aan Carter uit te leggen hoe ze moet bidden: „Je hoeft alleen maar dit te doen: houd dit kleine crucifix vast om je te concentreren en stuur gebeden omhoog zoveel als je wilt. Je maakt dan contact met de grote integrerende oerbron in je onbewuste en sluit je aan op de kracht die al het leven instandhoudt. Zeg alleen maar: ”Heer Jezus Christus, help mij” of gewoon: ”Jezus - help!” Hij zal je boodschap ontvangen. Hij is het integrerend principe. Maak contact met hem - maak op de juiste manier verbinding met je aangeboren drang tot heelheid - en de vernielende kracht van mevrouw Mayfield heeft geen enkele kans.”
De bedoeling is waarschijnlijk goed: de schrijfster probeert haar theologische boodschap te vertalen in eigentijdse termen. Zoals Paulus, die op de Areopagus probeerde aan te sluiten bij de gedachten- en belevingswereld van de Atheners. Maar of je met de verkeerde woorden de juiste inhoud kunt overbrengen? Tot Christus bidden ís absoluut niet hetzelfde als „contact maken met de grote integrerende oerbron in je onbewuste.” Howatch neemt weliswaar uitdrukkelijk stelling tegen New-Age-ideologieën, maar zulke vaag-spirituele uitspraken doen eerder het tegendeel vermoeden. Hoe kun je goed en kwaad, schijn en wezen in vredesnaam van elkaar onderscheiden als de verschillen niet óók in de taal, in het woordgebruik zichtbaar worden?
Ander voorbeeld: Lewis Hall legt uitvoerig uit wat hij met ”demonen” bedoelt. Geen wezens met horentjes en staarten, maar „krachten die rechtstreeks voortkomen uit de kwaadaardige archetypen die zich in het collectief onderbewuste van het menselijke ras schuil houden.” Daar hebben we de filosofie van Jung. Maar zonder nu te beweren dat het noodzakelijk is om te geloven in de middeleeuwse voorstelling van wezens met horentjes en staarten - kun je de buiten jezelf bestaande werkelijkheid van de zonde en de duivel zomaar terugbrengen tot een psychologische constructie in je hoofd?
Helemaal zweverig wordt het als de verlossing ter sprake komt. Door je „te verbinden met het licht in plaats van met het duister” hoef je niet door het kwaad beheerst te worden. Dat wil zeggen dat je „ware zelf” -dat uitdrukkelijk níét verdorven is- bevrijd moet worden „van de door demonen aangetaste subpersoonlijkheid.” Zelfs voor Kim is er op die manier hoop: „hij had bevrijding nodig zodat zijn ware zelf de rechtmatige plaats in het centrum van zijn persoonlijkheid weer kon innemen.” Tja. ”De celestijnse belofte” is er niks bij. Zoiets is toch niet literair meer, en nog minder christelijk!
Hokjes
Het was dus te verwachten: helemaal aan het eind van het verhaal blijkt dat Howatch niets moet hebben van het „Schotse calvinisme” met zijn „godsdienstige griezelverhalen” over dood en hel en zijn „voorbije traditie.” Dat vind ik bepaald schrijnend, dat een literair en psychologisch zo begaafd schrijfster niet ziet hoe reëel en existentieel het is om te geloven in de volledige verdorvenheid van het mensdom, de allesomvattende voorzienigheid van God, de objectieve werkelijkheid van zonde en verlossing. Dan krijgen de begrippen ”genade” en ”verzoening” echt inhoud.
Howatch is anglicaans: niet vrijzinnig, niet evangelicaal, maar „conservatief-liberaal.” Wat dat precies inhoudt, blijft vaag. ”Susan Howatch past niet in Nederlandse hokjes”, kopte het Nederlands Dagblad een paar weken geleden. Dat mag waar zijn, het is geen reden om haar werk toe te juichen als zijnde ver verheven boven de ’bekrompenheden’ van het Nederlandse protestantendom. Hoewel de psychologische bril waardoor ze kijkt best verhelderend kan werken, is Howatch qua wereldbeeld vér de mindere van de Dordtse theologen die bijna vier eeuwen geleden hun gereformeerde lijnen trokken.
Dat neemt niet weg dat de vragen die ze aan de orde stelt op zichzelf de moeite waard zijn. Kunnen mensen elkaar ooit echt kennen? Bestaat er een objectieve werkelijkheid? Kun je zelf ingrijpen in je leven, of overkomen de dingen je zomaar? Hoe groot is de macht van het geloof en het gebed? Wie is God? Op welke manier voert Hij zijn bedoelingen uit? Dat zijn de wezenlijke vragen van het menselijk bestaan, de vragen van de filosofie, de psychologie, de theologie, de vragen van de literatuur.
In de keuze van haar thema’s is Howatch dus wel degelijk een lichtend voorbeeld voor alle christenschrijvers. Van haar intelligente benadering kunnen we in Nederland ook veel leren. Maar een flinke dosis Augustinus en Calvijn, aangevuld met een scheutje C. S. Lewis - dat zou het resultaat een hoop goed doen.