Hengelen tussen snuivende bruinvissen
Het is waar: Noorwegen is vele malen mooier dan Denemarken. En robuuste vissen zoals zeewolf, leng en heilbot lokken sportvissers uit heel Europa daarheen. Maar wie het goede aas gebruikt en de juiste onderlijnen monteert, weet ook op het Deense eiland Fyn (Funen) een opzienbarend maaltje vis te verschalken. Een hernieuwde kennismaking met een wat uit beeld geraakt sportviseldorado. Terug naar Funen.
Nog maar een decennium geleden gold Denemarken als hét sportvisland van Europa, zeker voor Nederlandse en Duitse hengelaars. Door beroepsmatige overbevissing rond de eilanden Fyn, Langeland en Sjaelland, trokken (en trekken) veel sportvissers uit arren moede naar het noorden van Denemarken en verder, het Skagerak over, Noorwegen in. Op jacht naar de specimen, oftewel de forse kabeljauw en tal van andere bijzondere soorten die in Denemarken nauwelijks of slechts in kleinere maten voorkomen.Wie in Denemarken vist op dezelfde wijze als dat in Noorwegen gebruikelijk is, kan zeker op Funen beter naar de plaatselijke visboer stappen. Zwaar materiaal en kunstaas, van pilkers tot plastic, kunnen daar rechtstreeks de prullenbak in. Maar met een licht boothengeltje, de juiste onderlijnen en levend aas (met name kweekzagers) raakt de vriezer al snel aardig vol. Want wat maar weinig hengelaars weten is dat het op de zeebodem rond Middelfart wemelt van allerlei soort platvis.
Het is al weer ruim vier jaar geleden dat we Funen definitief (dachten we) achter ons lieten, teleurgesteld door de tegenvallende vangsten. Ondermaatse gul en wijting was vaak het bedroevende resultaat van een intensieve visdag. Toch besluiten we het dit najaar weer eens te proberen ten zuiden van Noorwegen. Gudrun, de drijvende kracht achter reisbureau De Vluchtende Visser, krijgt de vrije hand om een geschikte plek uit te zoeken met daarbij een snelle kajuitboot. Dat laatste is onmisbaar om goede stekken in een redelijk tempo te kunnen afvissen.
Zeeforel
Goed uitgerust met allerlei vangstmiddelen en een flinke hoeveelheid kweekzagers op weg naar het Deense Middelfart. Daar is het met een temperatuur van rond de 20 graden Celsius en een zacht briesje genieten van alles wat Funen te bieden heeft. Dus ook van bruinvissen die je snuivend en briesend gezelschap komen houden en van een kust die aangenaam wild is.
Wie zeeforel wil vangen, moet veel, heel veel uren maken op de juiste plaatsen en op tijdstippen dat de forel naar de kust trekt op zoek naar voedsel. En dan nog zijn de vangsten mondjesmaat. De zeeforel is de gedroomde vangst van elke visser op Funen. Een moeilijke, maar begerenswaardige roofvis. Een neefje van de wilde zalm, dus fel vechtend en onzegbaar lekker van smaak. Voor een visser is hij bijna een mythe. Zeeforellen azen in de herfst boven de bedden van zwart wier, maar het gaat niet echt van harte. Ze twijfelen tussen voedsel nemen en voortplanten in de Fuunse rivieren.
„Niemand weet waarheen de vissen gaan”, zegt bootverhuurder Hans-Christian. Dat is een onvoorstelbaar mooie wijsheid in deze tijd, waarin alles overgereguleerd en gecontroleerd schijnt te zijn. De mens beheerst bijna alles, maar waar de vissen gaan, daar heeft hij eigenlijk geen flauw benul van. Die onverwachte factor maakt sportvissen ook zo mooi. Zo spannend. Hij die denkt als een zalm, vangt zalm. Maar denk maar eens als een zalm!
Toch zijn er rondom Funen goede stekken voor zeeforel. Wij vangen dit keer bot, wat de zeeforel betreft. We trollen kilometerslang kleine en grote rapalapluggen, vliegjes en onze allerbeste lepels. Kunstaasnamen als Toby, Palko en Salma staan te kijk. Niets! We zakken helemaal af naar de zeeforellenstek bij uitstek: het eindpunt van de lieflijke Gambjorgfjord, waar zich onder de hoge bomen een rif van zwart wier van enkele hectaren omtrek bevindt.
Nederigheid
Daar, op die juiste plek, op het juiste tijdstip van de dag, in de schemering, gooien we onze blanke bildo’s uit, voor driekwart gevuld met water en daarachter een onzichtbare leader (Berkley Vanish) met de lokale topvlieg daaraan geknoopt (de Cloiuder Minnow simuleert een zandaaltje). We vissen en we vissen en we vangen niets. Al je kunde, je ervaring, al je vistechniek, plus dan nog de kennis van de lokale vissers, zet je in en het resultaat is nul. Op zich is dat vervelend, maar ergens toch ook machtig mooi. Het leert je nederigheid ten opzichte van de natuur.
Aangenamer en succesvoller is de speurtocht naar platvis. Speciale onderlijntjes voor schol en schar zijn er voldoende te koop, maar vele malen beter is het om zelf iets te knopen. Na enkele dagen experimenteren met allerlei soorten aas, diverse onderlijnen en verschillende hengels wordt langzaam het geheim van een goede vangst ontsluierd. Allereerst het aas. Na diverse soorten kunstaas, zeepieren en zagers geprobeerd te hebben, blijkt dat een interessant maaltje visje alleen wordt gegarandeerd met het tovermiddel van het Zeeuwse Topsy Baits. Zagers zijn dodelijk, voor platvis althans. Zelfs op een dag dat collega-vissers weinig tot niets vangen, weten we in een middagje hengelen een tiental grote scharren en schollen van de zeebodem te halen. De kleinste vissen gaat terug het water in en mogen nog wat groeien.
Geen groter vermaak dan leedvermaak. Zeker als het eigenwijze Duitsers betreft. Met materiaal waar een uit de kluiten gegroeide zeewolf nog moeite mee heeft, proberen de oosterburen hun slag te slaan. Een pilker van 300 gram, een dikke lijn en een stevige boothengel moeten de relatief kleine visjes op Funen verleiden tot een beet. Tevergeefs. Nijdig op Denemarken, het reisbureau en op alles en iedereen behalve zichzelf, stappen ze na een dag intensief vissen onverrichter zake aan wal.
Warteltje
Als blijkt dat twee Hollanders wel een flinke portie vis van boord halen, wordt knorrig om opheldering gevraagd. Die geven we met zichtbaar genoegen. We wijzen op ons lichte materiaal, maximaal 120 gram lood, een zelfgeknoopt warrellijntje met gekleurde kralen en natuurlijk de zagers. Veel te veel moeite, vinden de collega-vissers met een wegwerpgebaar. Vissen behoren gewoon naar Duitse pilkers toe te zwemmen…
We vangen veel platvis met de balans, een systeem dat jaren geleden is ontwikkeld door een Thoolse schipper om tong te vangen. De balans bestaat uit twee uitschuifbare roestvrijstalen afhouders, met een warteltje aan de kop en met in het midden het lood. Het is een garantie dat je op de bodem vist. Maar ja, we zijn in Denemarken en de vis gaat daar vaker buiten de gebaande wegen dan in de nuchtere Lage Landen.
We hebben de haaklijntjes dus opgesierd met een rijtje lubricerende kralen, de nieuwe trend in de sportvisserij. De kralen geven echt licht onder water, in tegenstelling tot fluorescerende kralen, die weerkaatsen alleen licht. Verder een klein spinnerblaadje voor de broodnodige glinstering in het stromende water toegepast.
Het succes is enorm. Liggen we eenmaal op een goede scharstek, dan hoeven we de lijn maar te laten zakken. Eventjes op de bodem laten liggen, dan een paar centimeter omhoog halen en hup, daar volgt de felle beet van een volwassen schar. Soms vangen we zelfs doubletten; twee scharren per keer. Zo goed werkte het systeem.
Denemarken is wat ons betreft weer helemaal in beeld.
Recept
Het recept voor een perfect gebakken schar uit de Kleine Belt. Maak de vis zorgvuldig schoon, knip de vinnen en de staart eraf en laat hem een nacht staan in een mengsel van 35 gram zout en een liter water. De dag erna: drogen op een theedoek of op keukenpapier, zouten en peperen en bakken in een mengsel van (olijf)olie en roomboter. Zo simpel is het. Eet de vis zonder enige saus of andere poeha en je proeft een waar koningsmaal. Overigens: gerookt is schar nog lekkerder. In Scandinavië geldt die als een delicatesse, na steen- en heilbot.
Vergunningen
Alle sportvissers tussen de 18 en de 67 jaar dienen in het bezit te zijn van een geldige sportvisakte om in de Deense meren, rivieren en zee te mogen sportvissen. Een jaarkaart kost 100 Deense kroon (ongeveer 16 euro) en is verkrijgbaar bij de postkantoren en verschillende VVV-kantoren door het hele land. Een dagkaart kost 25 en een weekkaart 75 Deense kroon. Beschermde vis of vis onder de wettelijk bepaalde minimummaat dient altijd en zo snel mogelijk te worden teruggezet, in levensvatbare staat.