De voorbije wereld van Jan Greven
In ”De bijbel van mijn jeugd” verwoordt Jan Greven herinneringen aan een voor hem voorbije wereld. Het verschijnen van de Nieuwe Bijbelvertaling in oktober 2004 was mede aanleiding tot het schrijven ervan. Greven was onder meer hoofdredacteur van het dagblad Trouw, directeur van de IKON en tot 2001 uitgever van de landelijke kranten van PCM Uitgevers.
In de stad Haarlem werd eind 2004 een reeks manifestaties en lezingen gehouden over het thema ”Heimwee”. De kerken speelden erop in en Greven werd gevraagd een lezing te houden over het onderwerp ”De bijbel van mijn jeugd”. In die periode verscheen ook de Nieuwe Bijbelvertaling. Greven zat een tijdlang in de begeleidingscommissie van deze vertaling en was er daardoor persoonlijk nauw bij betrokken. Hij werd getroffen door de gekwetste reacties op de NBV. Waar werd die woede van mensen als Karel Deurloo toch door veroorzaakt?Aan zijn bezinning op deze vraag koppelt hij een terugblik op theologische ontwikkelingen in zijn eigen leven. Ooit studeerde Greven theologie aan de Vrije Universiteit. Dat was in de jaren vijftig toen het meeste van wat hij noemt ”het gereformeerde systeem” nog overeind stond. Wel werden al kleine haarscheuren zichtbaar in de gereformeerde zuil. Wie als hij werd opgevoed binnen de kuyperiaanse traditie zoals die in de vijftiger jaren van de vorige eeuw nog recht overeind stond, wist waar hij geloofsmatig aan toe was. De vragen van geloof en leven waren, naar het leek, eens en voor altijd beantwoord. Rationele zekerheid is het typerend kernwoord van de gereformeerden in die dagen.
Greven herinnert zich: Er zat in het kuyperiaanse denken iets afgepasts, iets keurigs en daarom ook iets kleinburgerlijks. Het was een levensovertuiging waarin onderwijzers, ambtenaren en middenstanders zich uitstekend thuis voelden. Hij herinnert zich de nuchtere sfeer van de kerkdiensten. Er werd een Bijbelgedeelte voorgelezen en de uitleg stond van tevoren was. Ze moest namelijk aansluiten bij het gereformeerd belijden. Voor verrassingen kom je eigenlijk nooit te staan. Er volgt slechts bevestiging van de juistheid van het gereformeerde geloof. Geloof is zoiets als een nuchtere constatering. „De bijbel was geen heilig boek, maar een waar boek”, aldus Greven.
Gevoel voor mystiek, voor een besef van transcendentie, ontbreekt totaal. Geloven komt per conclusie tot stand. Je hart en ziel blijven daar min of meer buiten staan. Geloven is zoiets als een systeem aanvaarden.
Vox humana
Maar juist dat rationele denken wordt de valkuil waardoor de gereformeerde wereld in nauwelijks een kwarteeuw onherkenbaar verandert. Greven analyseert boeiend en helder hoe een en ander zich voltrekt. Hij studeert in de jaren vijftig theologie aan de Vrije Universiteit. Hij is min of meer oor- en ooggetuige van de op stapel staande veranderingen. Want je voelt de bui aankomen. Als de grondslag onder dat systeem begint te schuiven, dan gaat dat geloof ook glijden.
Pijler onder het gereformeerde systeem is de visie op de Schrift: het onfeilbare Woord van God tot in de punten en komma’s toe. Maar zodra door de opkomst van de Bijbelwetenschappen gemorreld begint te worden aan die rationele Schriftvisie, slaat in stilte een lichte paniek toe. Het wordt eerst ontkend of versluierd toegegeven. In publicaties begint het nieuwe Schriftverstaan echter naar buiten te komen. Het kerkvolk, dat niet op zijn achterhoofd is gevallen, slaat alarm. Maar onderhuids en ondergronds is het proces dan al niet meer te keren.
Greven laat zien welke rol G. C. Berkouwer in die jaren speelt. Hij probeert nog wel de band met het gewone gereformeerde kerkvolk vast te houden en gaat daarom zeer omzichtig te werk. Maar toch haalt hij min of meer de wissel om als het gaat om de traditionele en rationele visie op de Schrift. Ik vond eens dit veelzeggende citaat over Berkouwers veranderende Schriftvisie: „We horen in de Schrift niet óf de vox Dei (stem van God) óf de vox humana (menselijke stem), maar we horen in deze vox humana de vox Dei.” Met andere woorden: de menselijke factor in de Schrift krijgt ruim baan. Op dat spoor is het binnen de theologiebeoefening in de Gereformeerde Kerken steeds verder gegaan.
Open einde
Het verdriet van Deurloo c.s. over wat er is gebeurd in de NBV, heeft volgens Greven ook alles te maken met een veranderde visie op de tekst van de Schrift. Je moet die tekst in zijn letterlijkheid en eigenheid laten staan, ook als je hem vertaalt. Het is de lijn van Miskotte en Breukelman. Ja, en de vertalers van de NBV hebben niet voor die lijn gekozen. Zij kozen voor een leesbare en toch verantwoorde vertaling. En daar is het nodige voor te zeggen, vindt Greven.
De zekerheid van wat hij noemt ”het gereformeerde systeem” heeft het niet gehouden. En daar is hij niet rouwig om. Hij heeft er dierbare herinneringen aan, maar het is voorgoed voorbij. De kern van het geloof is voor hem niet meer dat alles klopt binnen het raam van het systeem. Maar kern van althans zijn geloofsopvatting is het open einde. We weten meer niet dan wel. En dat moeten we zo houden.
Greven is wel het vroegere geloof verloren, maar niet het geloof zelf, zo bekent hij. Het ”gereformeerde systeem” gaf alleen maar antwoorden op vragen die het eerst zelf geformuleerd had. Maar op de vragen die horen bij het menselijk bestaan, zoals hij ze door iemand als Kierkegaard verwoord zag, vond hij in het genoemde systeem geen antwoorden.
Vergissing
In de gereformeerde gezindte werd en wordt nog steeds op een andere manier geleefd met het gereformeerd belijden. Veel minder als een rationeel systeem, veel meer als de vertolking van het lied van vrije genade door het werk van Christus. Juist ook daarom wordt het bewaken en bewaren van de letter van de Schrift minder als een rationeel proces gezien, maar veel meer als een existentieel gebeuren. Het heeft alles te maken met de innerlijke overtuiging dat in dat belijden het heil het meest Schriftuurlijk wordt vertolkt.
Af en toe zijn er kleine verschrijvingen in de tekst van het boek te vinden. Ik noem er een: Simonshaven waar Breukelman ooit in de hervormde pastorie woonde ligt niet in Zeeland maar op Voorne en Putten, Zuid-Holland dus.
De meest pijnlijke vergissing vind ik wel de volgende regel: „Ds. Hegger, een rooms-katholiek priester die na zijn uittreding toetrad tot de gereformeerde kerk, is heel oud geworden en uiteindelijk nog tamelijk mild gestorven.” Je zou bijna aan een freudiaanse vergissing denken. Maar dat is misschien te lelijk gedacht, want Greven blijft met respect over zijn gereformeerde verleden denken.
N.a.v. ”De bijbel van mijn jeugd”, door Jan Greven; uitg. Bert Bakker, Amsterdam 2005; ISBN 90 351 2850 8; 126 blz.; € 14,50.