Onderdeel van een misdadige oorlog
De reeks ”Oorlogsdomein” van De Arbeiderspers breidt zich gestaag uit. Per jaar komen er twee of drie delen bij. De laatste twee delen -14 en 15- spelen hoofdzakelijk op de Russische slagvelden van de Tweede Wereldoorlog. Voor beide boeken geldt dat de wrede werkelijkheid van de oorlog naar zijn realiteit wordt getekend. Maar niet neutraal; de boeken zijn in feite een protest tegen het kwaad.
De reeks ”Oorlogsdomein” is in het voorjaar van 2001 van start gegaan. De Arbeiderspers had al vele jaren de reeks ”Privé-domein” (met egodocumenten: dagboeken, brieven en dergelijke) en de biografieënreeks ”Open domein”. ”Oorlogsdomein” werd een derde reeks, waarin directe getuigenissen van de slagvelden van de twintigste eeuw zouden worden geboekstaafd.Intussen is de reeks qua opzet wat breder geworden, want niet alle boeken berusten op persoonlijke ervaring van oorlogshandelingen. Marc Dugain schreef bijvoorbeeld over de Eerste en Tweede Wereldoorlog (respectievelijk ”De officierskamer” en ”Gelukkig als God in Frankrijk”) op grond van documentatie en het getuigenis van zijn grootvader. Anne Nivat schreef een journalistiek verslag over de dreigende situatie in Tsjetsjenië (”Het Tsjetsjeense labyrint”). Hoe militair het maatschappelijk leven daar ook getoonzet is, wat Anne Nivat beschrijft kun je moeilijk een slagveld à la Verdun noemen.
Toch blijven de samenstellers van ”Oorlogsdomein” streven naar een weergave van de onmiddellijke ervaring van de oorlog. Dat blijkt wel uit het oorlogsdagboek van Willy Peter Reese, dat als deel 15 van ”Oorlogsdomein” verscheen. Reese was een soldaat van de Wehrmacht tijdens Hitlers veldtocht tegen Rusland, die op zijn 23e aan het front overleed, in 1944.
Het Duitse leger was in de zomer van 1941 vol triomfantelijke verwachtingen het grote Rusland ingetrokken. Hitler hoopte het er beter af te brengen dan Napoleon, die zo’n anderhalve eeuw eerder geprobeerd had Rusland te onderwerpen. Maar ook Hitlers poging was geboren uit zelfoverschatting. Rusland leverde grote problemen op voor het Duitse leger. De omstandigheden waren slecht en werden alleen maar slechter. Maar ondanks de koude, de smerigheid en de uitputting slaagde soldaat Reese erin aantekeningen te maken, die hij later uitwerkte.
Reese was een geletterde en cultuurbetrokken jongen toen hij onder de wapenen moest. In zijn boek wordt de bevreemding over alles wat hij meemaakt tastbaar. Zijn stijl is dramatisch, vooral aan het begin van het boek: „De wereldoorlog begon, en we zagen hoe God en de sterren stierven in het avondland. De dood raasde over de aarde. Hij zette zijn masker af, naakt grijnsde zijn knokige gezicht. Waanzin en pijn beitelden nu zijn trekken. We reisden af naar het niemandsland, beleefden zijn dans in de verte en hoorden zijn trommels in de nacht. Zo haalde hij zijn oogst binnen uit lege en volle aren.”
Wat Reese meemaakt en wat hij allemaal ziet gebeuren, grenst aan het onvoorstelbare. Vooral omdat hij zelf helemaal deel gaat uitmaken van de oorlogsmachine. Ook hij steekt zonder scrupules huizen in brand, terwijl vrouwen en kinderen huilend in de vrieskou toekijken. Het valt op dat Reese intens bezig is zijn nieuwe situatie te doordenken. Wie is hij geworden in de oorlog? Zijn gedachten gaan in de richting van een heroïsch nihilisme: hij zal als een held zijn lot aanvaarden, zich eraan overgeven en niet verlangen naar iets anders. Reese zoekt een nieuw evenwicht, maar dat vindt hij niet zonder slag of stoot. De gegevenheden van zijn culturele en christelijke vorming laten hem niet zomaar los. Met grote regelmaat noemt hij God, soms pagina na pagina: „Het begon als het oeroude cirkelen rond God. Maar tegenover mijn noodlot verbleekte Zijn gedaante. Ik wilde geen zwakkeling zijn, in nood en angst tegen Zijn alomtegenwoordigheid leunen, niet als een kind lief en leed in Zijn vaderhanden leggen, mijn lot als straf en genade aanvaarden en me met sacramenten en beloftes troosten.”
Het verslag van Reese is niet het relaas van een buitenstaander, die precies kan aanwijzen wat ethisch wel en niet door de beugel kan. Reese beschrijft de misdadige oorlog, waarvan hij een onderdeel is. Hij laat zien hoe de oorlogsmachine er debet aan is dat mensen verworden en dat medemenselijkheid plaatsmaakt voor wreedheid en beestachtigheid. Reese schrijft op een manier die je dwingt het ernstig te nemen, zoals je de schreeuw van een drenkeling ernstig neemt.
”Kaputt” van de Italiaan Curzio Malaparte speelt evenals het boek van Willy Peter Reese in Rusland, maar niet uitsluitend daar. Taferelen uit Rusland worden afgewisseld met episodes in onder meer Zweden, Polen, Finland en Italië.
Malaparte (1898-1957) zal vandaag niet snel gerekend worden tot de grote auteurs van de twintigste eeuw. Toch was hij in het midden van de vorige eeuw beroemd en ook wel berucht. Ruim voor de Tweede Wereldoorlog schreef hij al een reeks boeken en ook nadien. Hij sympathiseerde met Mussolini, maar was tegelijk een luis in de pels van de Italiaanse fascistische beweging. Dat leidde tot een tijdelijke verbanning door de Duce. Een paar jaar later reisde Malaparte met het Italiaanse leger mee als oorlogscorrespondent. Hij had daarvoor een korte loopbaan in het diplomatieke circuit gehad, zodat hij zich als journalist gemakkelijk bewoog in hogere kringen.
In ”Kaputt” -dat Malapartes ervaringen als achtergrond heeft, maar ook veel fictie bevat- maak je als lezer van dichtbij mee welke sfeer er bijvoorbeeld heerst bij de hoge Duitse leider Frank, die Polen moest besturen in naam van Hitler. Ook is het ijzig indrukwekkend als hij de witte koude oproept van een Fins meer, waarin talloze paarden van het Russische leger zijn vastgevroren, zodat alleen hun hoofden nog boven het ijs uitsteken. Malaparte schetst vele taferelen, van massa-executies tot conversaties met de prins van Zweden. Zijn slotsom is een bittere: het avondland is tot ontbinding overgegaan, het is ”kaputt”.
N.a.v. ”Kaputt”, door Curzio Malaparte; uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2005; ISBN 90 295 3828 7; 612 blz.; € 27,50;
”Mijzelf merkwaardig vreemd”, door Willy Peter Reese; uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2005; ISBN 90 295 6289 7; 256 blz.; € 22,95.