Krappe arbeidsmarkt goed voor allochtonen
Niet-westerse en laagopgeleide allochtonen hebben het meest geprofiteerd van een krappe arbeidsmarkt. Terwijl de werkloosheid onder autochtonen in 2001 gelijk is gebleven, gingen meer niet-westerse allochtonen aan de slag. Daarnaast is in de afgelopen jaren de werkloosheid vooral snel gedaald onder laagopgeleiden.
Dat blijkt uit een onderzoek dat het Centraal Bureau voor de Statistiek maandag heeft gepubliceerd. De werkloosheid onder autochtonen tussen de 15 en 64 jaar is sinds 2000 constant op 3 procent gebleven. Onder allochtonen die niet uit een westers land komen, lag dit percentage in 2001 op 9 procent, tegen 11 procent een jaar eerder.
„Niet-westerse allochtonen hebben kunnen profiteren van de gunstige arbeidsmarkt”, aldus het CBS. Onderzoekster S. Lucassen wijst daarbij op het feit dat zo’n 60 procent van de niet-westerse allochtonen laaggeschoold is. Dat betekent een opleidingsniveau dat niet hoger is dan een basisschool en vmbo-diploma. Ongeveer 35 procent van de autochtone Nederlandse bevolking komt niet boven dit opleidingsniveau uit.
Vooral onder mensen met alleen basisonderwijs is de werkloosheid de afgelopen jaren gedaald, van 17 procent in 1994 naar 6 procent in 2001. Gemiddeld genomen zakte de werkloosheid onder laaggeschoolden in die periode van 13 tot 4,7 procent.
Ook onder personen met een middelbare opleiding (mbo-, havo- of vwo-diploma) is de werkloosheid behoorlijk gedaald, van gemiddeld 9 procent naar 3 procent. Van de universitair geschoolden en mensen met een hbo-diploma zat vorig jaar 2 procent zonder baan. Terwijl in 1994 de werkloosheid onder deze hoogopgeleiden nog op 6,5 procent lag.
De gemiddelde werkloosheid onder mensen in de leeftijd van 15 tot 64 jaar is van 1994 gedaald van 8 procent naar 3 procent.