Bezetting
In juristenland is er weer aandacht voor de rol van juristen in de Tweede Wereldoorlog.
Het Nederlands Juristenblad van 21 oktober 2005 laat prof. mr. C. H. J. Jansen aan het woord over de rol van hoogleraren aan de rechtenfaculteiten, terwijl op 17 november het Ordebulletin, een e-mailnieuwsbrief voor de advocatuur, een onderzoek aankondigde naar de rol van advocaten gedurende de bezetting.Volgens Jansen vergisten de meeste hoogleraren zich aanvankelijk schromelijk in de bedoeling van de Duitse bezetter. De pro-Duitse docenten vormden een „kleine, maar venijnige minderheid.” Slechts een enkeling liet voor de oorlog een waarschuwend geluid horen, maar over het algemeen was daarvoor geen plaats binnen de academische cocon: het innemen van een politiek standpunt was taboe; „politieke hartstocht benevelt immers het onbevangen juridisch oog.”
Eerst na de schorsingsgolf van alle Joodse hoogleraren eind 1940 veranderde de situatie en moest men kleur bekennen. De Leidse universiteit werd na massaal protest voor de rest van de oorlog gesloten. Utrecht zat helaas aan het andere eind van het spectrum: de nazificatie is daar nog het verst gevorderd.
Interessante vaststelling is ten slotte dat vooral hoogleraren in de rechtsgeschiedenis zich hebben ingelaten met de Duitsers. De auteur verklaart dit door te wijzen op de voorkeur van deze juristen voor (historisch) volksrecht, bij uitstek te vinden bij het Germaanse volk.
In hetzelfde nummer in de rubriek wetgeving aandacht voor het nieuwe wapen in de strijd tegen kindermishandeling: het wetsvoorstel ter voorkoming van geweld in de opvoeding. De essentie van het nieuwe wetsartikel luidt dat „in de opvoeding van het kind de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld toepassen.” Nederland hoopt hiermee na kritiek van meerdere zijden alsnog te voldoen aan de internationale vereisten voor bescherming van het kind. Verboden wordt iedere vorm van geweld die wordt gebruikt als opvoedingsmiddel. Geweld als „verantwoord correctiemechanisme” is taboe. Ieder opzettelijk een ander pijn laten ondervinden is een verboden vorm van geweldsuitoefening.
De toelichting vermeldt wel dat niet elke correctieve tik geweld oplevert: een tik op de vingers om plundering van de snoeppot te voorkomen, is geen geweld. Iedere vorm van fysieke bestraffing nádat de snoeppot is leeggeroofd, is dat echter weer wel. Voor een ouderlijk tuchtigingsrecht is als zodanig geen ruimte meer. Hoewel er geen directe sanctie op overtreding van het gebod is gesteld, zal door dit concrete voorschrift thans sneller sprake zijn van strafrechtelijke mishandeling dan voorheen. Het beroep op de „pedagogische tik” zal immers niet snel meer gehonoreerd kunnen worden.
Prof. mr. dr. W. A. Zondag behandelt in het Sociaal Maandblad Arbeidsrecht van oktober uitvoerig de rol van het zogeheten anciënniteitsbeginsel in het arbeidsrecht. Dit beginsel ziet op het aantal gewerkte dienstjaren bij een bedrijf en is doorgaans reden voor een betere positie dan die van degene die minder dienstjaren heeft. Zo regelt de wet dat bij langere dienstverbanden ook een langere opzegtermijn geldt, terwijl eenieder wel weet dat bij ontslag via de kantonrechter de ontslagvergoeding stijgt met het aantal gewerkte jaren. Daarnaast speelt dit beginsel, ook wel ”lifo” genoemd naar de kreet ”last in, first out”, ook een belangrijke rol bij de vraag welke werknemers er in het kader van een reorganisatie het veld moeten ruimen: inderdaad doorgaans diegenen die het kortst in dienst zijn.
Dit betekent echter wel dat een werkgever kan blijven zitten met oudere werknemers wier kennis verouderd is en jonge, getalenteerde en ambitieuze (en goedkopere) werknemers weg moet sturen. Het kabinet wenst daarom meer flexibiliteit en keuzevrijheid voor de werkgever aan te brengen en onder meer dit anciënniteitsbeginsel te schrappen en te vervangen door het afspiegelingsbeginsel; dit geeft de werkgever de ruimte die mensen te behouden die hij voor de organisatie van het grootste belang acht.
De auteur acht dit op zichzelf positief te waarderen, maar waarschuwt wel voor de onwenselijke effecten die flexibilisering van het ontslagrecht met zich kan meebrengen. Kritisch volgen van de nieuwe ontslagpraktijk is daarom zijn devies.
In ArbeidsRecht no. 10 staat kritiek van mr. A. Joosten op de uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling waarin zij „seniorendagen” (extra vrije dagen voor ouder personeel) verbiedt. Op de uitspraak valt het nodige af te dingen, al biedt de wet die gelijke behandeling voorschrijft steeds minder mogelijkheden om ouder personeel tegemoet te komen. „Wetgeving die zijn doel ver voorbij schiet.”
De auteur raadt werkgevers aan gewoon hun gang te gaan. Als er iemand zich gediscrimineerd voelt omdat hij minder dagen krijgt dan zijn senior collega, kan deze gewoon naar de kantonrechter stappen en een oude rechter uitzoeken. Oudere ambtenaren hebben namelijk ook recht op leeftijdscompensatie dus een „knappe kantonrechter die indirect gaat uitspreken dat hij zijn extra vrije dagen wel op zijn buik kan schrijven.”
Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen advocaten te Veenendaal