„Refoscholen zijn er niet om refokinderen te kweken”
HALASZTELEK - Van de 3000 gereformeerde scholen die het grote Hongarije voor 1920 ooit telde, zijn er niet veel meer over. „Het communisme vaagde alles weg”, zegt ds. Olivér Czövek. Op dit moment heeft de Hongaarse Gereformeerde Kerk weer zo’n tachtig scholen in eigen beheer.
”Bocskai István Református Középiskola” staat er in rood-wit-groen -de kleuren van de Hongaarse vlag- op de gevel van de reformatorische middelbare school in Halasztelek, een dorpje even ten zuiden van Boedapest. Onder Hongaarse gereformeerden is Stefan Bocskai (1557-1606) een begrip. Als gekozen prins van Transsylvanië -dat tegenwoordig deel is van Roemenië- kwam hij in 1604 in opstand tegen de rooms-katholieke Habsburgers. En met succes. In 1606 kreeg Transsylvanië politieke autonomie en godsdienstvrijheid, waarna een bloeiperiode begon.„Het calvinisme wist zich in het Karpatengebied te handhaven. Eind 19e eeuw telde het dan ook zo’n 3000 gereformeerde scholen, inclusief de gebieden in Roemenië, Oekraïne, Slowakije en Servië die tot 1920 bij Hongarije hoorden”, vertelt ds. Czövek. De emeritus predikant uit Vécses doet tijdelijk dienst in de vacante gemeente van Halasztelek en is daarom samen met de kerkenraad eindverantwoordelijk voor de Stefan Bocskai. „Het communisme, dat na de Tweede Wereldoorlog Hongarije in zijn greep kreeg, maakte aan die situatie een einde; alle scholen kwamen onder gezag van de staat.”
Na de val van het communisme eind jaren ’80 kregen de gereformeerden een aantal scholen terug. In een enkel geval konden ze een school overnemen die nooit reformatorisch was geweest, zoals in Halasztelek. „Zes jaar geleden werd deze school gereformeerd”, zegt economiedocent Gjula Felber (40).
De school, die zo’n 350 leerlingen telt, biedt twee leerrichtingen aan: gymnasium en een beroepsopleiding voor land- en tuinbouw. „Beide opleidingen duren vier jaar. Kinderen onder de veertien jaar gaan naar de basisschool hiernaast.” Die school, die dit jaar met ongeveer 150 leerlingen startte, is sinds het cursusjaar 2004-2005 eveneens gereformeerd.
Niet alle docenten op de Stefan Bocskai zijn lid van de Gereformeerde Kerk. „Dat geldt voor alle reformatorische scholen”, weet ds. Czövek. „Toen we de staatsscholen overnamen, konden we het niet-gereformeerde personeel niet ontslaan. Dat wilden we ook niet. Alleen de schoolleiding werd vervangen.” Sommige leraren vertrokken daarop uit eigener beweging, anderen pasten zich aan. „Tot op heden heeft dat geen problemen opgeleverd.”
De rooms-katholieke Sari Szilvia Jakusne (27) heeft geen moeite met haar collega’s op de Stefan Bocskaischool. „Op school vertellen we over de werkelijke waarden in het leven, iets wat op een neutrale school niet gebeurt. Het verschil tussen religieus en niet-religieus is veel groter dan tussen gereformeerd en rooms.” „Wat ons bindt, is belangrijker dan de verschillen”, vult de gereformeerde Felber aan.
Het feit dat er ’nog’ niet-gereformeerde docenten in reformatorisch onderwijs werkzaam zijn, betekent niet dat bij nieuwe vacatures automatisch een kandidaat uit eigen gelederen wordt benoemd, vervolgt ds. Czövek. „Als het goede pedagogen zijn, nemen we ook anderen aan. Wel moeten sollicitanten praktiserend lid zijn van een kerk.” Als hij moet kiezen, heeft de predikant liever een bekwaam docent van rooms-katholieken huize dan een onbekwaam gereformeerde. „Mijn kapotte horloge breng ik ook het liefst naar een goede horlogemaker.”
Goede pedagogen zijn erg belangrijk, vindt ds. Czövek. „Het communisme heeft voor een geestelijke kaalslag gezorgd. Ouders hebben geen geloof, geen toekomstvisie en weten amper hoe ze hun kinderen moeten opvoeden. Ze verwachten daarom veel van de scholen. Meer dan van zichzelf.”
Leerlingen weigeren doen de gereformeerde scholen niet, hoewel ze dat recht wel hebben. Ds. Czövek: „Als ouders aangeven dat ze reformatorisch onderwijs willen voor hun kinderen, nemen we hen aan, ongeacht of de ouders kerkelijk meelevend zijn of niet. Wel willen we dat hun kinderen ’s zondags naar een kerk gaan. Dat wordt gecontroleerd met een boekje, waarin de kerk aantekeningen maakt.”
Iedere dinsdagmorgen wonen de leerlingen van Stefan Bocskai de verplichte dienst in de plaatselijke gereformeerde kerk bij. Daarnaast krijgen ze twee uur per week godsdienstonderwijs, waarbij rooms-katholieke jongeren les krijgen van een gelijkgezinde docent. „Natuurlijk zijn er leerlingen die de godsdienstactiviteiten zoals de dagopening niet serieus nemen”, zegt ds. Czövek, „maar dat blijft altijd zo.” Reformatorische scholen zijn er volgens de predikant niet om „gereformeerde kinderen te kweken, maar om zo veel mogelijk jongeren met het Evangelie te confronteren.”
Als grootste gevaar voor de reformatorische scholen beschouwt ds. Czövek het liberalisme. „Nu hebben wij nog recht op dezelfde financiële bijdrage als staatsscholen, maar de huidige regering probeert zich aan die verplichting te onttrekken. Met name de Vrije Democraten -SZDSZ, een partij die bij de vorige verkiezingen net de 5 procenthorde wist te nemen en nu regeert met de socialisten- zouden het liefst van de kerkelijke scholen af willen. Zij denken dat de kerken alles willen inpikken, beschouwen het als terreur dat we van docenten en leerlingen vragen zich aan onze regels aan te passen en vinden dat kerkelijke scholen het nationalisme aanwakkeren.” De socialistische MZSP stelt zich echter terughoudend op, omdat ze veel rooms-katholieke leden telt. „Tot aan de parlementsverkiezingen van 2006 zal dit thema geen onderwerp van discussie zijn”, verwacht ds. Czövek.
Dit is de zesde aflevering in een serie over de wettelijke positie van het christelijk onderwijs in Europa.