Privaat onderwijs in Italië kostbare aangelegenheid
ROME - Zuster Angela Maria Maccioni komt in haar gesteven uniform aansnellen in de Scuola Paritaria ”Maria Ausiliatrice” aan de Via Dalmazia in Rome. Zij is directrice van de bovenbouw van deze private rooms-katholieke school waar 70 docenten, van wie 32 nonnen, lesgeven. De anderen zijn leek. Net als de andere nonnen draagt Maccioni een grijze rok, een vest en een hoofddoek.
Maccioni zit al sinds haar intrede als non in 1978 in het onderwijs. De Maria Ausiliatrice is een school van de salesianer orde, opgericht door Don Bosco. Er zitten 750 leerlingen op, variërend in de leeftijd van 3 tot 18 jaar. De scholengemeenschap herbergt alle soorten onderwijs. Voor 3- tot 6-jarigen de kleuterschool, voor 6- tot 11-jarigen de basisschool, voor 11- tot 15-jarigen het vervolgonderwijs en voor 15- tot 18-jarigen het beroepsonderwijs of het lyceum. Het laatste bereidt voor op het universitair onderwijs.De school bevindt zich aan de rand van de vrij deftige Romeinse wijk Parioli. Het is een private school waar de rooms-katholieke identiteit hoog in het vaandel staat. Het verschil tussen een particuliere school en een staatsschool is dat de ouders de eerste helemaal zelf moeten betalen, zegt directrice Maccioni. „Onderwijs van staatswege is nagenoeg gratis.” Het hangt ervan af in welk jaar een leerling van de Maria Ausiliatrice zit, maar het totale jaarbedrag van het lyceum bedraagt liefst 2620 euro.
Dat is niet niks, erkent zuster Maccioni. Het schoolgeld dat ouders jaarlijks voor hun kroost moeten betalen is veel, zeker als je meer dan één kind hebt. Nu bestaat het gemiddelde gezin in Italië vaak uit één kind. Toch heeft de Maria Ausiliatrice een gezin met vijf kinderen onder dak. „Een gezin dat meer kinderen hier op school heeft, krijgt bij wijze van tegemoetkoming een korting. Ook kunnen armen rekenen op gratis onderwijs van de school. Dat wordt dan betaald uit een fonds dat rijke ouders met elkaar vormen.”
Gezien de duurte van het onderwijs is het bijna vanzelfsprekend dat de ouders welgesteld zijn, stelt Maccioni. „Ze behoren tot de midden- of hogere klasse”, aldus de directrice. De overheid draagt niet bij aan het particulier onderwijs. De school moet zelf alles financieren - van personeelskosten tot de schoonmaak en van de aanschaf van computers tot boeken toe. Daar staat tegenover dat er wel eens wat te regelen valt met de regionale overheden. Zo kreeg de Maria Ausiliatrice een paar dozijn computers van de regio Lazio (waartoe Rome behoort) in ruil voor medewerking van leerlingen aan een regionaal onderzoek. Ook draagt de staat iets bij aan bepaalde projecten en beroepsonderwijs.
Het schoolgeld is niet van de belasting aftrekbaar, zegt Maccioni, en daar wringt de schoen. „Dit ervaren wij als een ongelijkheid in het onderwijsstelsel. Men zegt wel dat er vrijheid van onderwijs heerst, maar in de praktijk moeten de mensen die hun kind naar het bijzonder onderwijs sturen, alles zelf betalen. Nu bestaat er sinds twee jaar een soort voucher ter waarde van 200 tot 300 euro die ouders bij de staat kunnen aanvragen als tegemoetkoming in de kosten.”
De school Maria Ausiliatrice heeft oude papieren. Hij werd in 1914/1915 gesticht op verzoek van de toenmalige paus. Zuster Maccioni woont bij de school. „Een van de principes van de salesianen is dat leraren een eenheid moeten vormen met leerlingen. Ook achter de architectuur hier zit een gedachte. Er is een ”cortile” (binnenplaats) in het midden, die tevens sportveld is. De ingang van de school komt uit op deze cortile, net als de ingang van de kapel. Het is een open hof en het heeft een pastorale betekenis: de kerk behoort bij het onderwijs.”
De leerlingen van de Maria Ausiliatrice ontvangen twee uur godsdienstonderwijs per week. Op staatsscholen is dat één uur. „Het verschil is inhoudelijk”, verklaart zuster Maccioni. „De bisschoppensynode bepaalt wat er aan bod komt op de privéschool. Zowel de rol van de religies, als de kerkgeschiedenis en wat geloof voor de mens betekent, komt aan bod. Op staatsscholen beperkt godsdienstonderwijs zich meer tot een culturele kennismaking met religies, zoals ook de islam die in Italië oprukt.”
Op de Maria Ausiliatrice is veel aandacht voor persoonlijke geloofsvorming en reflectie. Elke leerling heeft een mentor en die probeert bepaalde waarden en normen alsmede identiteitsgebonden kwesties over te brengen. De school stelt docenten aan en benoemt ze. Voor een benoeming is toestemming van de bisschoppen nodig. „Docenten dienen de doelstellingen van de school te onderschrijven. Ik heb persoonlijk meegemaakt dat men een goede lerares godsdienst op het oog had. De benoeming werd voorgelegd aan het vicariaat. De vrouw kreeg de baan niet want ze was alleen burgerlijk en niet kerkelijk getrouwd. Toch is men door de bank genomen coulant en soepel. Men zal niet moeilijk doen als je een keer de kerkdienst verzuimt. Het gaat vooral om de motivatie van de docenten.”
De identiteit, benadrukt Maccioni, mag niet haaks staan op wat de school voorstaat. De school laat ook moslims en joden toe, maar leerlingen met die achtergrond moeten zich schikken naar de rooms-katholieke regels. Zij volgen de godsdienstlessen, hoewel daarbij rekening wordt gehouden met hun eigen feestdagen. „We hebben nog nooit problemen gehad. Zo is 31 januari Don Boscodag, waarop leerlingen brood en salami krijgen uitgereikt. Een moslim of jood krijgt dan bijvoorbeeld brood en kaas.”
In het algemeen hebben rooms-katholieke scholen het in Italië niet gemakkelijk. „Ze zijn duur en het personeel vergrijst. Bovendien neemt het aantal priesters en nonnen af. Er zijn al scholen afgestoten en gesloten.”
Ook in Italië is ontlezing een probleem. „We proberen wel leerlingen individuele begeleiding te geven. Zo heeft de school een psycholoog in dienst.” Zuster Maccioni klaagt over de leegheid bij kinderen en de problematiek van de gebroken gezinnen. Ze vertelt ook dat de hedendaagse Italiaanse leerling erg op het uiterlijke is gericht en het laatste model van een mobiele telefoon niet versmaadt. „We proberen de aandacht voor al die merken wat in te tomen en ervoor te zorgen dat waarden en normen aan bod komen, door middel van projecten en thema’s - zoals milieu, gezondheidszorg, derde wereld en solidariteit.”
Wij kunnen homogeen onderwijs bieden, onderstreept de schooldirecteur, „de staat kan dat niet op de openbare scholen. Wij hebben één pedagogische idee, bij de staatsscholen hangt het meer af van de goede wil. Ze hoeven niet slecht te zijn, hoor. Maar het klimaat dat wij kunnen creëren, is rustiger en evenwichtiger.”
Welke ruimte biedt de Italiaanse wet aan christelijk onderwijs?
Er is in Italië leerplicht tot 18 jaar. Wet nr. 62 van 10 maart 2000 regelt in Italië de gelijkwaardigheid van openbare en private scholen. In 2003 zijn er aanvullingen op die wet gekomen. Het staatsonderwijs is neutraal, maar biedt ruimte aan godsdienstlessen. Leerlingen op openbare scholen krijgen één uur godsdienstles per week. Doel van die lessen is leerlingen op de hoogte te stellen van de verschillende religies. Het aantal leerlingen dat deze lessen volgt, is opvallend hoog, zo blijkt uit een onderzoek: 91,8 procent. Private scholen, die zichzelf moeten bedruipen, bieden meer ruimte voor godsdienstonderwijs.
Hoeveel scholen maken daar gebruik van?
Italië heeft een uitgebreid onderwijssysteem. Er zijn openbare en particuliere scholen. Van de middelbare scholen is 95 procent openbaar (”statale”). Slechts 5 procent is particulier. De meeste private scholen zijn in handen van godsdienstige instellingen, zoals kerken. De meerderheid daarvan is rooms katholiek. Ook de minderheid van (protestantse) waldenzen en methodisten heeft eigen scholen. De waldenzer gemeenschap in Italië heeft zegge en schrijve één lyceum, in Torre Pellice.
Wat is de overeenkomst met het Nederlands systeem?
De Italiaanse wet stelt, net als de Nederlandse, de ouders in staat zelf te bepalen naar welke school ze hun kind sturen. Daar kleeft een maar aan. Het onderwijs in Italië wordt centraal door de overheid geregeld. Het openbare onderwijs is gratis, het private onderwijs niet. Scholen kunnen nauwelijks beschikken over eigen financiële middelen en ook bijna geen eigen beleid voeren, al komt daar de laatste jaren langzamerhand verandering in.
Over welke punten vindt debat plaats?
Minister van Onderwijs Letizia Moratti wil een privatiseringsproces in het onderwijs doorvoeren. Een van de heikele punten is de ”gelijkwaardigheid” van de openbare en de private (vooral rooms katholieke) scholen. Een initiatief van Moratti was onder meer de extra financiering van de private scholen met 30 miljoen euro, terwijl in de openbare scholen op het strikt noodzakelijke werd bespaard. De discussie over de ”parita”, de gelijkwaardigheid van openbare en private scholen, resulteerde in 2002 in een zogenaamde voucher, waarmee ouders aftrek van belasting kunnen bedingen dan wel een tegemoetkoming in de kosten van het particulier onderwijs kunnen verkrijgen.
Dit is de vijfde aflevering in een serie over de wettelijke positie van het christelijk onderwijs in Europa.