Het leven van Joseph Blösche
Een van de bekendste foto’s uit de nazitijd is een weerloos jongetje met een pet op zijn hoofd en zijn handen in de lucht, in de rug bedreigd door een SS’er met machinegeweer. De plaats van mishandeling is het getto van Warschau tijdens de bloedige verwoesting in 1943. De grijnzende SS’er is de 31-jarige Joseph Blösche. De Duitse televisiemaker Heribert Schwan en de psychologe Helgard Heindrichs hebben gespeurd naar het leven en de achtergronden van de SS’er.
Josef Blösche komt uit een boerenfamilie in Sudetenland. Als knaap wordt hij voortijdig van school gestuurd. Hierna is hij korte tijd kelner bij zijn vader, die ook een café runt. Als Sudetenduitser sluit hij zich via de NSDAP aan bij de SS. Hij wordt een fanatieke aanhanger van Hitler, een antisemiet van de ergste soort en een klein maar belangrijk radertje in de vernietigingsmachine van het Derde Rijk.Na de annexatie van zijn land klimt Josef al snel op tot Rottenführer -zeg maar korporaal. Blösche doet schietervaring op aan het Oostfront en houdt zich vanaf 1942 bezig met de uitroeiing van Poolse Joden. Overlevenden beschrijven hem als een beest, een extreme sadist.
Hij laat grote delen van het getto in Warschau platbranden en verhindert met het pistool in de hand dat de brandweer zijn werk doet. Talloze Joden neemt hij dagelijks gevangen en brengt hij naar de ”Umschlagplatz”, vanwaar ze linea recta naar de gaskamers van Treblinka vertrekken. Blösche kan volgens overlevenden nooit door de straten van Warschau lopen zonder mensen neer te schieten. Zomaar voor de lol.
Overlevende Sol Liber verklaart over hem: „Voor Blösche was iedereen bang. Ieder die nog een greintje verstand had, wist: voor Blösche moet je oppassen. Want hij had geen reden nodig om te doden. Hij kon niet in het getto komen zonder een paar mensen te vermoorden. Terwijl hij toch zag wat er in het getto aan de hand was: de mensen crepeerden letterlijk op straat en er was dus helemaal geen reden om er nog meer te doden. Maar hij zocht redenen en vond die ook altijd wel. Ik kan geen goed woord vinden voor zijn gedrag, en ik heb toch heel wat gezien, in Majdanek en Treblinka. Maar hij was de ergste van allemaal, omdat hij mensen zonder reden vermoordde. Het was zijn dagelijkse werk.”
Verminkt
Bij onderzoek voor een televisieprogramma van de West-Duitse Rundfunk over nazimisdadigers in de DDR stuiten de schrijvers Heindrichs en Schwan in de archieven van de Stasi, de Oost-Duitse veiligheidsdienst, op Blösche. Uit de dossiers van het Ministerie voor Staatszekerheid blijkt het levensverhaal van de moordenaar goed te reconstrueren. Hoewel Blösche slechts een van de vele moordenaars van het naziregime is, hebben de auteurs hier een unieke gelegenheid een nazimoordenaar een gezicht te geven.
Na de oorlog houden de Tsjechen Josef Blösche enige tijd gevangen. Zij blijven onwetend van zijn ware misdaden. Door een werkongeval lijkt hij namelijk helemaal niet meer op de oorlogsfoto.
Na zijn vrijlating vestigt Blösche zich onder de valse naam Josi Bergmann in het Oost-Duitse dorpje Urbach. Hij trouwt een vrouw die zijn verleden niet kent en hij wordt een zorgzame huisvader, hulpvaardig en goedgemutst.
Schokkend is dat Josef aanvankelijk opgroeit zoals duizenden anderen. Uitvoerig bespreken de auteurs de drijfveren van Blösche. De moordenaar geeft dat tijdens zijn verhoren duidelijk te kennen. Zijn gedrag komt voort uit een behoefte aan erkenning. Als kind vervult zijn vader deze behoefte niet. Tijdens de oorlog verwacht hij dit tevergeefs van zijn superieur.
Nek
De schrijvers van het vlot geschreven boek raadplegen psychologen en psychiaters om een verklaring voor het gedrag van Blösche te vinden. „Wie de oorzaken en motieven van zijn gedrag aan een nader onderzoek wil onderwerpen, ontdekt al snel dat hij door meerdere factoren moet zijn gedreven. Het zou te simpel zijn om Blösches gedrag alleen terug te voeren op zijn toenmalige omgeving, de destijds heersende overtuigingen en ’waarden’ of de normen, vooroordelen of invloeden van andere, voor hem belangrijke mensen. Ook is zijn gedrag niet alleen maar te herleiden tot zijn persoonlijke eigenschappen. Veeleer werken hier meerdere factoren samen, die elkaar wederzijds beïnvloeden en versterken.”
Heel betrokken schrijven de auteurs over de mens Blösche. „Voor ons rees het beeld op van een man die bij zijn gang door een gevaarlijke wereld zijn nek niet uit durft te steken om niet gekwetst te raken. Hij maakte een haast meelijwekkende indruk, zo klein en onaanzienlijk had hij zich gemaakt. Vervolgens zagen we hoe hij zich langzamerhand oprichtte, alsof hij grond onder zijn voeten begon te krijgen. Zijn bewegingen werden energieker, zijn reacties doelbewuster, hij werd een bedreiging. Geschrokken en vol afkeer voelden we walging opkomen. Dat gevoel bleef en bemoeilijkte een hernieuwde toenadering tot deze man. Toen raakte zijn gezicht verminkt: hij had zijn nek te ver uitgestoken.”
Op de ochtend van 29 juli 1969 wordt Josef Blösche overgebracht naar de strafgevangenis te Leipzig. Daar hoort hij dat zijn gratieverzoek is afgewezen. De beul is aanwezig. Korte tijd later is de SS’er en massamoordenaar dood.
N.a.v. ”De SS’er - Josef Blösche; biografie van een moordenaar”, door Heribert Schwan en Helgard Heindrichs; uitg. Ten Have, Kampen, 2005, ISBN 90 259 5473 1; 320 blz.; € 29,90.