Spellingsperikelen
De Nederlandse taal blijft in ontwikkeling. Dat blijkt uit de veranderingen die met de publicatie van het nieuwe Groene Boekje worden doorgevoerd. Neem het woord appel. Vanaf de eerste editie, uitgegeven in 1954, had dit woord twee betekenissen: de fruitsoort en het sein tot oproeping. Tien jaar geleden werd de schrijfwijze verschillend. De vrucht bleef appel, de oproep werd voorzien van het Franse accent grave: appèl.
Met de nieuwe editie van het Groene Boekje zijn we terug bij af. Het woord ”appel” heeft weer twee betekenissen. Het zinsverband moet duidelijk maken hoe het is bedoeld.Een belangrijk voordeel van de nieuwe uitgave is dat er geen verschil meer bestaat tussen de spellingsregels van het Groene Boekje en die van de dikke Van Dale. Dat is winst.
De samenstellers van de nieuwe woordenlijst hebben niet de bedoeling gehad een grondige herziening van de spellingsregels door te voeren. Dat was bij de vorige editie van 1995 wel het geval. Vrijwel onmiddellijk na de invoering van de nieuwe regels is toen gewezen op een aantal onduidelijkheden en inconsequenties. Die worden nu voor een belangrijk deel gerepareerd.
De vorige lijst plakte bijvoorbeeld veel woorden aan elkaar, maar daar lijkt men weer van terug te komen. Neem de werkwoorden ”tot stand komen” en ”in stand houden”. Destijds voelde men zich daar al ongemakkelijk bij, want stelde men in de tegenwoordige tijd ”totstandkomen” voor, de verleden tijd bleef: ”kwam tot stand”. Vanaf nu bestaat de tegenwoordige tijd ook weer uit drie losse woorden.
Samenstellingen met een voorvoegsel uit het Grieks of het Latijn werden tien jaar geleden verschillend behandeld: ”antidiscriminatiebeleid” tegenover ”pseudo-koopteam”. Veel van de bijna 1000 woorden die gewijzigd zijn vallen binnen deze groep waarbij het koppelteken komt te vervallen, van coassistent en semiautomatisch tot vicedirecteur.
Natuurlijk zijn niet alle lastige kwesties opgelost. De omgang met woorden die uit het Engels komen, blijft lastig. Waar het vorige Groene Boekje het werkwoord leasen op de Nederlandse wijze vervoegde (geleasd), lijkt men nu weer een stapje richting het Engels te doen: geleased, geleaset.
Over de verandering van jood in Jood als het de bevolkingsgroep betreft is al veel geschreven. Het beeld wordt er niet logischer op als je in één verhaal schrijft over de aanhangers van de religie (joden tegenover christenen) en even later over Joden en Palestijnen, maar deze situatie heeft wel meer oog voor de nuances.
Merkwaardig is dat de naam ”Christus” met een kleine letter geschreven mag woorden als het bijvoorbeeld om een beeld van Hem gaat zoals dat in een roomse kerk is te vinden. Hoezeer de beeldendienst te veroordelen is, het gebruik van een kleine letter in plaats van een hoofdletter doet afbreuk aan de uniciteit van Christus. Hij alleen mag deze naam dragen.
Op de invoering van de nieuwe spellingsregels is inmiddels de nodige kritiek geleverd. De vraag is of dat geheel terecht is. Zeker is het wennen voor professionele schrijvers, docenten Nederlands en journalisten. Maar op een aantal punten is beslist meer helderheid gekomen. En dat is winst.