WAO opnieuw doordenken vanuit ideologie
De onderhandelaars van CDA, LPF en VVD buigen zich woensdag opnieuw over de WAO. Deze wet staat de laatste jaren regelmatig ter discussie. Wel of geen strengere eisen aan werknemers die hun werk niet meer kunnen doen? C. A. van de Velde
pleit -op persoonlijke titel- voor een nieuwe doordenking van het WAO-stelsel vanuit een ideologisch kader. Een discussie die alleen over getallen gaat, doet geen recht aan het probleem. De scheidende SGP-er Van den Berg noemt in de RD-bijlage Accent van 11 mei een aantal fundamentele zaken, die spelen in onze samenleving en politiek. Zaken die het overdenken meer dan waard zijn. Zo stelt Van den Berg dat „…politieke partijen het moeilijk hebben, omdat ze zijn opgekomen in een tijd waarin de grote idealen nog volop levend waren. Die ideologieën zijn er niet meer, maar hun politieke omhulsels nog wel…”
Naast die omhulsels is er ook nog een aantal sociale wetten (waaronder de WAO) die gebaseerd zijn op die ideologieën van destijds. Waarom de WAO-discussie maar niet kan worden afgerond, valt wellicht mede te verklaren uit hetgeen Van de Berg naar voren brengt.
Als onderdeel van het sociale zekerheidsstelsel is in 1967 de WAO ingevoerd. Van den Berg merkt op dat ideologieën er niet meer zijn. En terecht, want zelfs de FNV in de SER is het eens met een forse uitholling van de WAO, terwijl de FNV met de PvdA tot voor kort altijd gepleit heeft voor handhaving van de huidige WAO-uitgangspunten.
Het valt op, dat er over de WAO nooit gesproken wordt vanuit een bepaalde ideologie. Het gaat helaas uitsluitend over aantallen: hoeveel WAO’ers zijn er, hoeveel komen er per jaar bij en wat kunnen we doen om het aantal te verminderen? Zo stond het ook in het RD van 31 mei 2002: „De manier waarop het grote aantal WAO’ers in ons land moet worden teruggedrongen, blijft een moeilijk punt in de formatie.”
Doel WAO
Behoort het niet zo te zijn dat er eerst eens gesproken moet worden over het doel (en nut) van de WAO? De WAO had toch een (sociaal) doel voor ogen? Namelijk, een billijke compensatie te geven aan diegenen die een te grote financiële achteruitgang ondervinden ten gevolge van arbeidsongeschiktheid. Als we dat in Nederland nu een achterhaald idee vinden, laten we dat dan eens uitspreken. Daar hoor ik echter nooit wat over. Steeds gaat het over het aantal WAO’ers, hoewel niemand zegt hoeveel WAO’ers er dan wél mogen zijn. Als zo min mogelijk WAO’ers het doel is, dan moet de WAO maar worden afgeschaft. Vóór 1967 waren er tenslotte ook geen WAO’ers. Voor veel WAO’ers betekent afschaffing in elk geval het einde van steeds maar onzekerheid bij elke politieke wisseling.
Kennelijk bestond er in 1967 een sociaal bewogen ideologie, vanwaaruit men meende dat er een financiële tegemoetkoming moest komen voor arbeidsongeschikten. Als daarin elementen zitten die niet juist meer worden toegepast, dan is er niets op tegen die elementen te verbeteren of eruit te halen. Maar dan wel vanuit een sociale overweging en doordenking.
Aantallen
Hoe is die discussie over aantallen gestart? Premier Lubbers riep ooit, dat Nederland ziek was en dat hij bij de 1 miljoen WAO’ers zou aftreden. Als hij toen 1,5 miljoen had geroepen was er nu wellicht niemand die zich er druk over zou maken, maar nu we (weer) rond een miljoen WAO’ers zitten, maakt iedereen zich weer druk over dat genoemde aantal. Waarom is 1 miljoen onacceptabel en een half miljoen wel acceptabel?
Stel dat de nieuwste plannen doorgaan, dat wil zeggen: alleen mensen die onomkeerbaar vijf jaar volledig arbeidsongeschikt zijn en blijven, krijgen een WAO-uitkering. Stel dat dit er 800.000 zijn of worden. Dan worden er vast weer nieuwe plannen gesmeed om te komen tot een nog lager getal.
Waarom lees ik nooit iets over de kwaliteit van de WAO (en de WAO’ers)? Praat dan iedereen, een ander na in de politiek?
Ook Fortuyn sprak uitsluitend over de aantallen van de WAO. De woorden van Van den Berg: „Ik vraag me af of de postmoderne mens wel een antenne heeft om grote lijnen te doordenken en daaraan conclusies te verbinden”, geldt toch niet voor iedereen in de politiek?
Principiële vragen
Het wordt tijd dat er eens wordt nagedacht over wat Nederland echt wil met de WAO. De eerste principiële vraag moet zijn: Willen we (nog) een sociale wet als de WAO? Zo ja, wat moet het doel zijn van die WAO en wie gaat dat betalen?
Als deze vragen beantwoord zijn, kan worden bezien wat er dan moet veranderen. Dat is een heel andere benadering dan het aantal WAO’ers verminderen. Sinds de opmerking van premier Lubbers is geprobeerd het aantal WAO’ers te verlagen. Grote stelselherzieningen per 1 januari 1987 en 1 augustus 1993 hielpen slechts tijdelijk, omdat met name getracht werd het aantal WAO’ers te verlagen. Per 1 april 2002 is alle hoop gericht op de Wet verbeterde poortwachter. In plaats van het resultaat af te wachten, wil de commissie-Donner verder ingrijpen, wil de SER anders ingrijpen en wil de VVD nog verder ingrijpen, want: het aantal WAO’ers moet naar beneden.
Door het tekort aan arbeidskrachten moest iedereen de laatste jaren aan het werk. Ook de arbeidsongeschikten. Met die kwantitatieve gedachte werden WAO’ers in de verdachtenbank gezet: ze kunnen toch nog wel wat. Dat laatste heeft overigens nog nooit iemand ontkend.
Christelijk
Stel, dat de economie zodanig terugloopt, dat er veel ontslagen vallen en dat er een overschot komt aan arbeidskrachten. Laten we het aantal WAO’ers dan weer oplopen? In het verleden is tenslotte ook met toestemming van de SER en de politiek de WAO gebruikt als afvloeiingsregeling! Of gaan we dan de Werkloosheidswet aanpassen omdat er teveel mensen gebruik van maken?
Balkenende zei, dat „het niet onze inzet is” om mee te gaan met de WAO-voorstellen van de VVD. Dat zei Balkenende als leider van het CDA. Destijds was Lubbers dat ook. Komt er dan toch een veranderde politiek? Met toch nog een beetje sociale(re) ideologie? Het wordt tijd voor bezinning en doordenking, ook aangaande de WAO. Het wordt tijd voor christelijke politiek.
De auteur is arbeidsdeskundige bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).