Dat stelden woordvoerders van MKB-Nederland en de levensmiddelenbranche donderdag in gesprek met de Tweede Kamer.Structureel producten onder de kostprijs verkopen, heeft op de lange termijn „desastreuze gevolgen” voor de gehele sector en consumenten, stelde vice-voorzitter J. Meerman van MKB-Nederland. Ook Vakcentrum Woerden, supermarktconcern Laurus, de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en Heineken zijn voor een dumpverbod.

Op dit moment liggen volgens Laurus rond de 400 zogenoemde A-merken te goedkoop in de winkelschappen. Zo betalen consumenten gemiddeld 22 eurocent te weinig voor een pot pindakaas. Voordelig nu, maar de consequenties hiervan komen later, zo waarschuwen de organisaties. Supermarkten in kleine dorpen zullen als eerste de slag verliezen en moeten schrappen in hun personeelsbestand. Volgens Herman van der Geest, voorzitter van Vakcentrale Woerden, de koepel van zelfstandige supermarktondernemers, heeft de prijzenslag tot nu toe 35.000 banen gekost. Ook de levensmiddelenindustrie, die naar eigen zeggen de prijzenslag met kleinere marges en omzetverlies betaalt, levert in.

„Waar het spel is veranderd, veranderen de spelregels. Het verbod is nodig om het evenwicht in de markt te herstellen”, aldus de FNLI. Supermarktketen Albert Heijn is als enige tegen het dumpverbod. Deze verwacht dat een dergelijke maatregel de echte discounters als Aldi en Lidl in de kaart zal spelen.

Aan het gesprek in de Tweede Kamer deed ook een Belgische ondernemer mee. De zuiderburen kennen sinds begin jaren zeventig wél een soort verbod op verkoop onder kostprijs. Tot tevredenheid van de ondernemers. „Het zorgt ervoor dat iedereen met gelijke wapens aan de startstreep van de concurrentiestrijd kan vertrekken”, aldus de Unie van zelfstandige ondernemers België.

Instituut SEO Economisch Onderzoek raadde de kamerleden een dergelijke wet af. Een verbod op de verkoop onder de kostprijs is volgens het instituut „overbodig en ongewenst.”