Opinie

Jeugdliteratuur ook al gevaarlijk

Literatuur kan beschadigen, was een van de geluiden tijdens een studiedag op de Driestar in Gouda op 28 september. J. H. Guiljam ziet het gevaar al eerder ontstaan: jeugdliteratuur is ook bijna altijd doortrokken van een negatieve visie op kerk en godsdienst. Daar begint de selectie al.

13 October 2005 08:54Gewijzigd op 14 November 2020 03:03
„Op de boekenplanken van de schoolbibliotheken staan ook niet christelijke boeken waarmee oppervlakkig bezien niets mis is, maar die impliciet negatief over het christelijk geloof zijn.” Foto RD, Henk Visscher
„Op de boekenplanken van de schoolbibliotheken staan ook niet christelijke boeken waarmee oppervlakkig bezien niets mis is, maar die impliciet negatief over het christelijk geloof zijn.” Foto RD, Henk Visscher

De meningen in reformatorisch Nederland over het lezen van literatuur zijn verdeeld, zo bleek tijdens de studiedag van Driestar educatief. In de discussie ging het vooral over de ”grote” literatuur. De jeugdliteratuur bleef echter buiten beschouwing. Toch heeft juist het lezen van jeugdliteratuur nadere doordenking nodig.Docenten Nederlands zien het als hun taak leerlingen te stimuleren in het lezen van jeugdboeken. Ze proberen een complete schoolbibliotheek in te richten, met daarin zo veel mogelijk recente titels. Een docent voelt zich bijna persoonlijk gestreeld als hij ziet dat een van zíjn leerlingen met aandacht een jeugdboek zit te lezen. Vooral als het een boek is dat het niveau van basisschoolleesboek ontstijgt. Een boek dat tot de categorie jeugdliteratuur behoort en daardoor een zeker kwaliteitskeurmerk bezit. Hoe meer van dergelijke boeken leerlingen lezen, hoe beter, is de houding van de docent. Toch is het maar de vraag of dit een juiste houding is.

Richtinggevend
Literatuur is niet waardevrij. Een boek bevat een overtuiging, het onderwerp wordt vanuit een levensbeschouwelijk perspectief belicht. Literatuur kan de lezer zowel in positieve als in negatieve zin beïnvloeden, of het nu gaat om literatuur voor volwassenen of om jeugdliteratuur. De stelling van prof. Van de Beek dat het lezen van literatuur van invloed is op de persoonlijke vorming en schadelijke gevolgen kan hebben, wil ik dan ook aanvullen met de opmerking dat die invloed en gevolgen ook gelden voor jeugdliteratuur. Die gedachte moet richtinggevend zijn voor docenten Nederlands als zij leerlingen met jeugdliteratuur in aanraking willen brengen.

De constatering dat jeugdliteratuur schadelijk kan zijn voor jongeren is ook actueel voor de reformatorische scholen. Deze scholen voeren weliswaar een beleid om schadelijke boeken buiten de deur te houden, maar het is de vraag of dit ook lukt. Het is overduidelijk dat boeken waarin veel gevloekt wordt, geweerd worden, evenals boeken waarin obscene passages voorkomen en boeken die apert antichristelijk zijn. Op de boekenplanken van de schoolbibliotheken staan ook niet-christelijke boeken waarmee oppervlakkig bezien niets mis is. Het zijn echter deze boeken die schadelijk kunnen zijn voor de persoonlijke vorming van de leerling. Dat komt doordat in veel van deze ogenschijnlijk onschuldige jeugdboeken impliciet negatief over het christelijk geloof geschreven wordt.

Greep
Een greep uit een reformatorische schoolbibliotheek bevestigt dit. De jeugdboeken van Simone van de Vlugt zijn populair onder jongeren. Ze bevatten zelden ontoelaatbare woorden. Voor het oog is er niets mis mee. Maar het kan de lezer van het boek ”Zwarte sneeuw” niet ontgaan dat God het laat afweten als het berooide Zuid-Limburgse gezinnetje Mullenders hulp nodig heeft. Tussen de regels door valt het steeds opnieuw te lezen: wees er maar niet te zeker van dat God je hoort. Laat staan dat Hij je verhoort. Met andere woorden wordt er zelfs gesuggereerd dat God niet bestaat. En als je gelooft dat Hij wel bestaat komt dat doordat de kerk je met deze truc aan zich probeert te onderwerpen.

Een ander voorbeeld is ”Heksenkind” van Monica Furlong. Een fraai, meeslepend boek met prachtige karakterbeschrijvingen. Maar tegenover de rechtschapen heks kunnen de diepgelovige Schotse dorpsgenoten weinig goeds doen. Sterker nog, het zijn juist de gelovigen, met de prediker voorop, die het toonbeeld van godsdienstige hypocrisie zijn. Het goede wordt verpersoonlijkt in de heks, het kwade in de katholieke priester.

En wie beschrijft het leven van joodse vluchtelingen in de Tweede Wereldoorlog beter en aangrijpender dan Annika Thor in ”Een eiland in zee”? Deze Zweedse schrijfster schetst op een ontroerende manier hoe de Weense meisjes Steffi en Nelli in Zweden terechtkomen en daar een nieuw bestaan opbouwen. Maar het christelijk geloof komt er in dit boek (en de vervolgdelen in de serie) bekaaid vanaf. De meisjes worden tijdens een groot kerkelijk spektakel gedwongen bekeerd tot het geloof. De kerkelijke boetedoening van pleegmoeder Märtha vanwege Steffi’s bioscoopbezoek is ronduit vernederend. De onbevooroordeelde lezer zal zeker geen sympathie ontwikkelen voor de kerk die dit allemaal op haar geweten heeft.

Aan deze voorbeelden kunnen er heel wat toegevoegd worden. Te denken valt aan boeken van Thea Beckman, Carry Slee, Jan Terlouw en Nancy Farmer. De boodschap moge echter duidelijk zijn: het christelijk geloof wordt in veel jeugdboeken bepaald niet positief geduid. Het staat synoniem voor ouderwets, achterhaald, hypocriet en achterlijk. Daarmee fungeert het feitelijk als tegenpool van het moderne denken dat gepresenteerd wordt als eigentijds, echt, nuchter en verstandig.

Veel jeugdboeken dringen aan de jongeren, zonder dat zij het zelf weten, een negatief beeld van het geloof op. Voor lezers die een sterk geloof hebben hoeft dat niet problematisch te zijn. Maar het is bekend dat veel jongeren in de leeftijdscategorie van twaalf tot achttien jaar ontvankelijk zijn voor nieuwe invloeden. Veel vanzelfsprekendheden staan in deze leeftijdsfase op losse schroeven. Jongeren zoeken naar zekerheid en een eigen positie ten opzichte van kerk en ouders. Ze verkennen de moderne cultuur en tasten grenzen af. In dit proces kunnen bovengenoemde boeken een beschadigende functie hebben.

Schrijvers
In dit licht is het niet verstandig van een docent Nederlands om de leerlingen onbeperkt jeugdliteratuur te laten lezen. Het is zijn boeiende, maar tegelijk verantwoordelijke taak om leerlingen te begeleiden in het lezen. Hij leert hun feit en fictie van elkaar te onderscheiden. Hij wijst erop dat in veel jeugdboeken het moderne, seculiere geloof overheerst en dat een karikatuur gemaakt wordt van het christelijk geloof. Het is dan ook nodig dat hij op de hoogte is van de boeken die leerlingen lezen.

Daarnaast zou iedere sectie Nederlands er goed aan doen intern eens stevig van gedachten te wisselen over de inhoud van de schoolbibliotheek. Ten slotte is het wachten op getalenteerde schrijvers van christelijke jeugdliteratuur.

Uit het bovenstaande mag niet de indruk ontstaan dat schrijvers altijd ongelijk hebben als ze zich negatief over kerk en godsdienst uitlaten. Zo vervolgde de christelijke kerk in het verleden op een ontoelaatbare wijze hekserij. Ook is de decadente toestand van de kerk in sommige periodes niet te rechtvaardigen. Dit alles neemt echter niet weg dat het gevaarlijk kan zijn om jongeren alleen de schaduwzijden van kerk en geloof te tonen. Ze moeten weten dat het christelijk geloof geldingskracht heeft, tijdloos is en een heilzame boodschap heeft voor de wereld.

De auteur is docent Nederlands aan het Calvijn College in Middelburg.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer