Binnenland

„Al-Qaida kan ook hier aanslag plegen”

AMERSFOORT - Al-Qaida kan ook in Nederland „wel degelijk” aanslagen plegen. We moeten de islamitische terreurorganisatie niet tot een mythe of een vaag idee verklaren.

J. Visscher
12 October 2005 10:37Gewijzigd op 14 November 2020 03:03

Die waarschuwing uit journalist en publicist Emerson Vermaat in zijn jongste boek ”De Hofstadgroep. Portret van een radicaal-islamitisch netwerk” (uitg. Aspekt, Soesterberg). Zijn pennenvrucht werd dinsdag in Wasssenaar gepresenteerd aan de ouders van Theo van Gogh. Aan de hand van onder meer gevolgde terrorismeprocessen, publicaties van de AIVD en krantenknipsels zet de auteur de recente ontwikkelingen rond de Hofstadgroep op een rij.Aanslagen van al-Qaida worden zorgvuldig voorbereid, stelt Vermaat. Kenmerkend is de „langdurige en gedegen planning” van de terroristische aanslagen. Zo liet al-Qaida al in de zomer van 1997 uitgebreide video-opnamen maken van het WTC in New York. Het gevaar in Nederland kan komen van een onbekende groep en van „personen waar men minder van af weet en die nog veel gevaarlijker kunnen zijn.”

Met de aanhouding van leden van de Hofstadgroep is „ongetwijfeld” een aantal aanslagen voorkomen, stelt Vermaat, die jarenlang journalist was bij de EO en talrijke moslimlanden bezocht.

Belangrijk doelwit van moslimterroristen is Schiphol. Vermaat wijst erop dat terrorismeverdachte Samir A. belangstelling toonde voor de luchthaven, „hoogstwaarschijnlijk voor een aanslag.” Zo had hij de situatie op vertrekhal 3 „kennelijk verder uitgewerkt met een eigen schets, auto, tas en twee (kogelvrije) vesten.” Eerder dit jaar werd Samir A. vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.

Opvallend is ook dat Zakaria T., een ander prominent lid van de Hofstadgroep, in 2002 solliciteerde naar een baan bij Schiphol. Zo zou hij toegang krijgen tot de extra beveiligde ruimtes van de luchthaven. De AIVD stak daar een stokje voor. Ook Ismaïl A. en Achmed H., twee andere leden van de Hofstadgroep, probeerden bij Schiphol aan de slag te komen. Maar ook hier greep de veiligheidsdienst in.

Vermaat ziet overeenkomsten tussen de Hofstadgroep en islamitische terreurcellen in het buitenland. Zo richtte Abu Musab al-Zarqawi, de meest gevreesde terrorist in Irak, tien jaar geleden een soort Hofstadgroep op. De club van ongeveer zestien mensen hield, net als de Hofstadgroep, huiskamerbijeenkomsten waar een charismatische mentor anderen ophitste met verhalen over de jihad.

In Madrid begon de Tunesiër Serhane Fakhet, na een conflict met een gematigde imam in 2000, eveneens met huiskamerbijeenkomsten. Daar werden video’s over het lijden van moslims vertoond en boodschappen van Osama bin Laden verspreid. Fakhet zou later een leidende rol spelen bij de bloedige aanslagen van maart 2004 in de Spaanse hoofdstad.

Net als andere terrorisme-experts wijst ook Vermaat op de nietsontziende houding van (vermeende) moslimterroristen. Bij Mohammed B. is mogelijk zelfs naar een video gekeken met daarop geslachtsgemeenschap met een vrouwelijke dode. De auteur herinnert aan videotestamenten die bijvoorbeeld bij Samir A. zijn gevonden. In een van die testamenten stond bijvoorbeeld: „Pak de wapens en dood de joden en de niet-Arabieren waar jullie ze ook tegenkomen. Ik heb ook een boodschap voor de vrome strijder sjeik Osama bin Laden. Wij houden zo veel van hem dat hij in onze ziel zit.”

Vrouwen spelen in radicaal-islamitische netwerken een steeds belangrijker rol, schetst de auteur. Martine O., vriendin van Nourredine el F. -die afgelopen zomer met een doorgeladen machinepistool werd aangehouden-, zou bereid zijn geweest tot een zelfmoordaanslag. In een soort afscheidsbrief schrijft de tot de islam bekeerde Nederlandse vrouw aan haar vriendin Soumaya: „Lieve zuster, over twee dagen is het zover. Eindelijk komt één van mijn dromen uit. Vergeet niet om smeekbedes voor mij te doen.”

Vermaat signaleert dat diverse jongeren in achterstandswijken, zoals in Amsterdam-West, in rap tempo radicaliseren. Hij haalt een door antropoloog Hans Werdmölder geciteerde vrouw uit het Amsterdamse stadsdeel Geuzenveld aan. „Tijdens de ramadan halen die Marokkaanse kinderen de worst van het brood van de Nederlandse kinderen, want zij mogen ook geen vlees eten. Zo ver gaat het. Een Nederlandse leerling van twaalf jaar wordt uitgescholden voor ”christenhond”, omdat ze een kruisje om haar hals draagt. De mensen wordt hier de mond gesnoerd, je mag niks zeggen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer