Aristoteles is ook theoloog
Titel: ”De kern van het zijnde. Een inleiding tot de Metafysica van Aristoteles”
Auteur: Ben Schomakers
Uitgeverij: Damon, Budel, 2005
ISBN 90 5573 599 x
Pagina’s: 292
Prijs: € 19,90;
Titel: ”Metafysica I-VI”
Auteur: Aristoteles; Grieks-Nederlands, bezorgd en vertaald door Ben Schomakers
Uitgeverij: Damon, Budel, 2005
ISBN 90 5573 485 3
Pagina’s: 616
Prijs: € 34,90.Plato wijst omhoog, alsof hij zeggen wil: De ware werkelijkheid bevindt zich niet hier om ons heen, zoek die integendeel in de transcendente wereld van de ideeën, die ver boven de ons omringende werkelijkheid uitstijgen. Naast hem staat Plato’s tegenpool, Aristoteles, die met een nuchter gebaar de aandacht richt op het waarneembare vóór zich. Zijn boodschap luidt onmiskenbaar: De kern van alles wat bestaat, zit in de dingen zelf, is immanent en hoeft niet gezocht te worden in een hogere wereld.
Rafaëls schilderij in het Vaticaan is wereldberoemd geworden en weerspiegelt de traditionele visie op de beide Griekse filosofen. Toch wankelt deze zienswijze de laatste decennia steeds meer. Een recent voorbeeld is ”De kern van het zijnde”, waarmee Ben Schomakers zijn vertaling van Aristoteles’ ”Metafysica” inleidt. Met zijn stelling dat Aristoteles het transcendente nooit terzijde heeft geschoven, sterker nog: het zelfs integreerde in zijn denken, staat hij niet alleen. Zo toonde in 1999 dr. A. P. Bos op overtuigende wijze aan dat een vergelijkbare conclusie ook Aristoteles’ psychologie geldt.
Schomakers en Bos hebben met elkaar gemeen dat zij zich met een indrukwekkende reeks argumenten verzetten tegen heersende opvattingen bij de gevestigde Aristoteles-onderzoekers en dat zij zich in hun publicaties simpelweg baseren op de pure tekst van Aristoteles, die zij derhalve herinterpreteren. In het geval van Schomakers gaat het naar zijn zeggen om een eerlijke lezing van Aristoteles’ ”Metafysica”, waarbij de onderzoeker het avontuur aan moet durven om een op het eerste gezicht verbijsterend moeilijk werk onbevangen tegemoet te treden en niet bij voorbaat ervan uit moet gaan dat het werk geen eenheid kan zijn, omdat het ongelukkigerwijze niet strookt met het geijkte beeld van Aristoteles als denker van het immanente.
Autoriteit
In de Oudheid werden Plato en Aristoteles niet gestigmatiseerd zoals hierboven beschreven. Uiteraard is de laatste wel een eigen weg gegaan, maar hij heeft nooit zijn vroegere leermeester aan de Academie verloochend. Eigenlijk is hij zijn hele leven lang met hem in gesprek gebleven, zij het niet altijd even expliciet. Waar hij zich wel mateloos over op kon winden, was de manier waarop aan de Academie Plato’s leerlingen na diens overlijden omsprongen met de erfenis van de grote denker. Het verabsoluteren van de ideeën (of de vormen) was Aristoteles een gruwel, wat weer niet betekent dat hij die volstrekt verwierp: in zijn denken spelen ze wel degelijk een rol, namelijk als de begindelen die ”alles wat is” zijn identiteit verlenen. En dat bovendien de god hierbij een cruciale rol vervult, lijdt voor hem geen twijfel.
Op deze wijze heeft Aristoteles een nauwelijks te overschatten betekenis gehad voor het westerse denken. Reeds in de Oudheid was hij een autoriteit, getuige de vele commentaren die op zijn werken verschenen. Het feit dat nagenoeg het gehele oeuvre van Aristoteles overgeleverd is, illustreert zijn invloed in ieder geval kwantitatief, en zeer waarschijnlijk ook kwalitatief. Vervolgens vormde Aristoteles in de Middeleeuwen het hoogste wetenschappelijke gezag, overigens niet alleen in West-Europa, maar ook in de Arabische wereld. Sindsdien kan eigenlijk niemand meer met goed fatsoen om hem heen. Op ieder denkbaar wetenschappelijk terrein heeft Aristoteles wel zijn sporen verdiend: biologie, natuurkunde, wiskunde, retorica, letterkunde, psychologie, politicologie, ethiek, filosofie, logica en metafysica - waarbij bedacht moet worden dat in de Oudheid veel van genoemde vakken ’geïntegreerd’ werden beoefend of zelfs niet van elkaar werden onderscheiden.
Keurslijf
Dat Aristoteles ook een theoloog was, zal menigeen verrast de wenkbrauwen doen optrekken, wellicht doen fronsen. Toch is zijn opvatting van het goddelijke van grote invloed geweest op de vroege gnostiek en de middeleeuwse scholastiek. Ondanks het monotheïstische karakter en de intellectuele aantrekkelijkheid van zijn denkkader, is Aristoteles op theologisch gebied zijn krediet kwijtgeraakt, vooral door zijn opvatting van de god als de onbewogene. Die is in flagrante strijd met het christelijk belijden van Gods bewogenheid met de mens.
Ben Schomakers wil de hele Aristoteles recht doen, ook de Aristoteles die in het twaalfde boek van de ”Metafysica” in lyrische bewoordingen de god beschrijft als ultieme oorzaak van al het zijnde. Schomakers gaat voor een coherente, een consistente Aristoteles: deel de ”Metafysica” niet op in allerlei happen en brokken, die nu eens wel en dan weer niet van Aristoteles lijken te zijn, en pers het niet in het keurslijf van dat-wat-typisch-Aristoteles-is, waardoor al het andere in verdacht licht komt te staan.
Deze ’kruistocht’ is sympathiek en volstrekt legitiem. Wanneer echter herhaaldelijk de stellingen betrokken worden, gaat dat op de zenuwen werken, zelfs als de auteur er op fenomenale wijze in slaagt hetzelfde steeds weer anders en bloemrijker te formuleren. Voor wie zich daar niet aan stoort, is ”De kern van het zijnde” een meeslepend boek en een intrigerende zoektocht naar ”het ware gezicht” van Aristoteles. Het meegaan met Schomakers’ bevindingen ligt uiteraard voor rekening van de lezer, maar die wordt inmiddels wel geacht met de in ”De kern van het zijnde” meegeleverde bril de ”Metafysica” (in het Grieks en in het Nederlands) van Aristoteles te gaan lezen. En dan ook nog eens slechts de eerste helft en, nog erger, zonder verklarende aantekeningen. Die verschijnen namelijk pas volgend jaar, tezamen met de vertaling van de tweede helft van de ”Metafysica”. Dan is misschien ook de vertaling van de ”Metafysica” door Carlos Steel bij de Historische Uitgeverij verschenen. En is Schomakers’ vertaling, die op het eerste gezicht erg goed is en (uiteraard) in overeenstemming is met diens interpretatie van het werk, niet meer de eerste integrale in het Nederlandse taalgebied…
Uitgever, waarom?