Opinie

Schepping wijst naar de tweede Adam

In de schepping van hemel en aarde liggen rijke lessen voor de mens van nu. Ds. W. Chr. Hovius trekt er een paar.

11 October 2005 10:49Gewijzigd op 14 November 2020 03:03
„De Schepper formeerde de mens uit het stof der aarde, wat niet van de dieren gezegd wordt, en Hij schiep de mens naar Zijn beeld. Ook dat geldt niet van de dieren.” Foto RD, Henk Visscher
„De Schepper formeerde de mens uit het stof der aarde, wat niet van de dieren gezegd wordt, en Hij schiep de mens naar Zijn beeld. Ook dat geldt niet van de dieren.” Foto RD, Henk Visscher

Het valt op hoe dikwijls we lezen: „En God zeide…” Het Hebreeuwse verbum ”amar” wordt hier gebezigd, verwant aan het Arabische ”amara”, bevelen. Ons woord ”admiraal” zou daarvan afstammen. Er zit wilskarakter achter. God heeft de schepping en ook ons gewild! We zijn er niet zomaar. Er is bij de schepping op en door wat God spreekt geen sprake van een woordmagie, maar de almachtige wil van God heeft heel het aanzijn van alles bepaald.Opvallend in dit verband is dat de joodse literatuur in de nabijbelse tijd steeds spreekt over de schepping door de ”memra”, door het spreken van God. Het is niet moeilijk hier de verbinding te zien en te leggen met de Logos in Johannes 1. Alles is door het Woord gemaakt, dat gemaakt is.

Nu begrijpen we waarom Calvijn in zijn inleiding op de commentaar op Genesis schrijft en zegt dat „wij reeds in dit bijbelboek bij het Evangelie, dat ons Christus en Zijn kruis predikt, moeten inzetten. Door het geschapene te kennen komt geen mens tot God.” Zonder Christus blijft de hele schepping en al wat er kwam en is en voortbestaat, hoeveel we er ook uit kunnen lezen en weten, een gesloten boek.

Op de boodschap „en God zei” volgt vandaar ook het bevelende ”yehi”, weergegeven met ”er zij”, maar dit verbum heeft meer de zin van: in verschijning komen, worden, ontstaan, zijn. „Want Hij spreekt en het is er, gebiedt en het staat er”, belijdt de psalmist gelovig en lofprijzend in Psalm 33.

Wij zijn heel andere mensen dan de bijbelschrijvers, en onze plaats is ook een andere in de tijd en in de wereld. Maar hun geloof hebben ook wij nodig.

Licht
God spreekt en het licht is er. Geschapen uit niets. Het licht kwam niet ergens vandaan en ontwikkelde zich ook niet uit iets, het is er op bevel van God. En voorlopig heeft het licht ook nog geen bron. Pas later, op de vierde dag, verschijnen zon, maan en sterren.

Hier vinden we ook reeds een soort apologie tegen het heidendom. De om Israël heen wonende volken zagen het licht als de gave van gesternten die als goddelijke machten werden gezien en aanbeden.

Maar de Schrift verkondigt dat God rechtstreeks de Gever van het licht is. Zijn woord ”er zij licht” is genoeg en afdoende.

Vervolgens benoemt God ook het licht en het donker. God begint met het licht een naam te geven al was de duisternis er eerder! Wijst dat op een voorkeur en een voorliefde zelfs van God voor het licht?

Maar ook de duisternis krijgt een naam: nacht. Ook die wordt door Hem geregeerd. De naamgeving, de benoeming wijst op heerschappij en gezag van Hem over beide.

Zeer opvallend is ook de afsluitende formule die we, zoals al opgemerkt, geregeld tegen komen „en het was avond geweest…” Hier wordt het etmaal heel bijzonder gesitueerd. Gods scheppingsdaad begint laat, zouden we zeggen. De dag begint met de avond. Dat verkondigt ons dat het bij God steeds van het donker naar het licht gaat. Deze God zond Zijn Zoon als het Licht der wereld in de duisternis van duivel, zonde en dood. En Hij trekt uit het duister tot Zijn licht in de weg van de bekering.

Mens
Wie en wat is eigenlijk de mens? Die vragen zijn er altijd al geweest en zijn er nog steeds. Het lijkt wel alsof het al mens is wat de klok slaat, wetenschappelijk of niet.

Een bepaald feestelijke stemming over de mens is er niet. Zeker, nog steeds is er het humanisme dat blijft vasthouden aan de mens, in zijn vooruitgang en uiteindelijke triumf, aan de goede mens, of aan het goede in de mens.

Aan de verschijning van de mens gaat in de Bijbel een nieuw scheppingsbevel vooraf, dat echter nu door God tot God gezegd wordt: Laat Ons mensen maken. Let op het meervoudig spreken en op de bijzondere verhouding die gaat ontstaan tussen het komende schepsel en zijn Schepper. Niet de engelen worden erbij betrokken. Er is geen aanduiding van een veelgodendom en we komen er niet mee door van een majesteitsmeervoud te spreken, en het werkwoord staat in het enkelvoud, ”wayyomer”.

De schepping geschiedde op de zesde dag, waarop ook de dieren zijn geschapen. Hoort de mens daardoor bij het dier en stamt hij ervan af? Er wordt wel van het dierlijke in en het beestachtige van de mens gesproken, maar heeft hij dat van de dieren of vanwege zijn diepe val in Adam?

Bijbels ligt er een duidelijke scheidslijn tussen mens en dier en daarop staat God met Zijn aparte scheppingsdaad, waardoor de mens tevoorschijn kwam. En tenslotte formeerde de Schepper de mens uit het stof der aarde, wat niet van de dieren gezegd wordt, en Hij schiep de mens naar Zijn beeld. Ook dat geldt niet van de dieren!

Christus
Wanneer Adam niet heeft bestaan, slechts als leermodel zou dienen, zoals ook van Paulus is gezegd, heeft dan Christus als de tweede Adam wel bestaan? Of is deze aanduiding een kerkelijk-dogmatische die niets met Hem Zelf te maken heeft? Er zijn veel Jezus-beelden in omloop!

Voor de bijbelschrijvers is het onbetwistbaar duidelijk: God verrichtte voor en bij de verschijning van de mens een afzonderlijke daad, waarbij Hij bij Zichzelf te rade ging. En de eerste Adam kan niet zonder de tweede gekend worden.

In 1 Korinthe 15:45 trekt hij de vergelijking tussen Adam en Christus. De eerste werd een levende ziel, God blies hem de levensadem in. Maar de Geest van het leven bleef de Geest van God. Maar in Christus kwam de Geest Zelf en door Hem in de mens en daardoor werd Hij de levendmakende geest. Adam mocht zelf gaan leven en leefde voor zichzelf ook in zijn nageslacht. Maar de tweede Adam gaf en geeft leven uit de dood zelfs aan anderen.

Door de nieuwe geboorte die nodig is omdat bij ons het beeld van God verwoest is, worden we kind van de Vader en worden we aan de tweede Adam gelijkvormig. Dan worden we weer mens voor God, wat de bedoeling van onze verschijning ook was.

De auteur is emeritus predikant te Apeldoorn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer