Soevereiniteit goed verankerd in Nederlandse wet
De soevereiniteit is goed verankerd in de Nederlandse wetten, stelt drs. F. A. J. Th. Kalberg in reactie op uitlatingen van prof. dr. H. W. von der Dunk in de krant van 24 september.
In het artikel ”Monarchie als gepassioneerd station” in het Reformatorisch Dagblad van 24 september wordt melding gemaakt van de opvatting van professor dr. H. W. von der Dunk over de constitutionele monarchie in Nederland. Volgens professor Von der Dunk heeft Nederland de kwestie van de soevereiniteit altijd omzeild. De Nederlandse grondwetten van 1813/1814 en van 1848 zouden daarover zwijgen. Er staat daarin alleen dat de regering wordt uitgeoefend door de koning en dat hij tot de Nederlandse Hervormde Kerk moet behoren.Artikel 1 van de Grondwet van 1814 bepaalt dat de soevereiniteit der Verenigde Nederlanden is en blijft opgedragen aan Zijne Koninklijke Hoogheid Willem Frederik Prins van Oranje Nassau, om door hem en zijne wettige nakomelingen te worden bezeten erfelijk, overeenkomstig de na te melden bepalingen.
In artikel 12 van de Grondwet van 1815 (en in artikel 11 van de Grondwet 1848) is de term soevereiniteit vervangen door de term kroon. De vervanging van soevereiniteit door kroon betekent geen machtsvermindering. Daaraan dacht niemand in 1815. De begrippen soevereiniteit en kroon zijn synoniem aan elkaar. De term kroon, waarmee het koningschap wordt aangeduid, is het species van het genusbegrip soevereiniteit. Aangezien de titel, waarover het staatsgezag zou worden bezeten, in 1814 nog niet vaststond, sprak de Grondwet toen in het algemeen van soevereiniteit. Nadat de soevereine vorst op 16 maart 1815 de koninklijke waardigheid had aanvaard, beoogde de Grondwet van 1815 de soevereiniteit onder de koninklijke titel aan te duiden door de term kroon.
Artikel 10 van de grondwetten van 1887 tot en met 1972 heeft twee historische feiten geboekstaafd: de opdracht van de soevereiniteit in 1813 en het aanvaarden van de koninklijke waardigheid in 1815.
Sinds de Grondwet van 1983 is artikel 10 van de Grondwet van 1972 door de volgende tekst vervangen: „Het Koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Willem Frederik, Prins van Oranje-Nassau” (artikel 24).
Op deze grondwetswijziging van 1983 heb ik in mijn boek fundamentele kritiek geleverd.
voetnoot (u17(De auteur is staatsrechtdeskundige en auteur van het boek ”De Staatsrechtelijke Positie van de Oranjemonarchie in de Herziene Grondwet”.