Terechte twijfels bij werking homeopathie
Homeopathische middelen werken niet beter dan neppillen. Dat concludeerde het zeer gezaghebbende medische wetenschappelijke tijdschrift The Lancet vorige maand. Een aantal Nederlandse homeopathische artsen reageerde furieus, ook op 24 september op deze pagina. Dr. André Aleman vindt de kritiek op The Lancet onterecht.
Volgens de homeopathisch artsen Rutten en Stolper deugt de Lancet-studie niet en zijn de onderzoeksresultaten oncontroleerbaar, zo stellen zij in een opinieartikel dat 24 september op deze pagina verscheen. Ook twijfelen ze aan de deskundigheid van de onderzoekers. Dit vond ik wel interessant, aangezien The Lancet bekendstaat om zijn degelijkheid. Vandaar dat ik het artikel er eens op nageslagen en goed uitgeplozen heb.Op grond hiervan moeten de homeopathisch artsen echter in het ongelijk gesteld worden. De auteurs van het Lancet-artikel zijn zeer deskundig en onderzoeksleider prof. dr. M. Egger is een autoriteit op zijn vakgebied: de statistische integratie van verschillende studies. En daar ging het hier om: alle deugdelijke studies met homeopathische middelen en met reguliere medicijnen, bij dezelfde kwalen toegepast, werden cijfermatig vergeleken. In eerste instantie verzamelden de onderzoekers 110 studies waarin homeopathische middelen onderzocht werden en 110 studies waarin reguliere medicijnen onderzocht werden. Het ging om verschillende ziektebeelden, maar van elk soort behandeling (homeopathisch, regulier) waren er evenveel studies per ziektebeeld.
Verwachtingen
Nu verdient niet elke studie een schoonheidsprijs als het gaat om het zodanig opzetten en uitvoeren ervan dat er geen storende factoren zijn die de interpretatie kunnen vertroebelen. Aan verreweg de meeste studies zitten haken en ogen, en een criticus kan altijd wel wat vinden dat anders had gemoeten.
Het grootste probleem bij dit soort studies is dat verwachtingen van de deelnemende patiënten en onderzoekers in belangrijke mate de resultaten kunnen beïnvloeden. Een goed onderzoek is daarom niet alleen placebogecontroleerd (dat wil zeggen, men vergelijkt de behandeling met de werking van een neppil), maar ook dubbelblind: noch de patiënt, noch de onderzoeker/behandelaar weet of de patiënt het bewuste middel krijgt of de neppil. Maar dan zijn we er nog niet: de toewijzing van patiënten naar één van beide onderzoeksgroepen moet volledig lukraak zijn, zodat eventuele reeds bestaande verschillen tussen de groepen niet foutief geïnterpreteerd worden als verschillende behandelingsresultaten.
Omdat er zo veel verschil was in kwaliteit van de verschillende onderzoeken hebben de onderzoekers besloten alleen die onderzoeken mee te wegen in de uiteindelijke conclusie, die zo goed opgezet waren dat er nagenoeg geen kritiek op mogelijk was. Deze onderzoeken verdienen als het ware het rapportcijfer 9 (een 10 bestaat niet). Wanneer deze onderzoeken samengenomen werden (acht studies waarin homeopathische middelen met een neppil vergeleken werden en zes studies waarin reguliere medicijnen met een neppil vergeleken werden) bleken homeopathische middelen niet veel verder te komen dan de neppillen, terwijl de reguliere medicijnen een veel sterkere verbetering gaven van de klachten dan de neppillen. Het lijkt misschien om weinig studies te gaan, maar bij elkaar waren er honderden patiënten vertegenwoordigd in deze studies. En belangrijker nog: op de onderzoeksmethode valt werkelijk niets aan te merken.
Mager
In hun commentaar stellen de Nederlandse homeopathisch artsen dat het Lancet-artikel niet deugt, omdat de onderzoekers niet aan zouden geven waaraan de studies moesten voldoen om voor hun definitieve analyse in aanmerking te komen. Ook zouden ze niet zeggen om welke studies het ging. De lezer wordt naar een eindconclusie gevoerd die niet nagetrokken kan worden, aldus Rutten en Stolper.
Deze stellingen zijn echter aantoonbaar onjuist. In de methodesectie van het Lancet-artikel geven de auteurs wel degelijk nauwkeurig aan welke criteria zij gehanteerd hebben. Dit zijn criteria die algemeen geaccepteerd zijn als maatstaf voor de kwaliteit van medisch wetenschappelijk onderzoek. Voorts geven ze in een internetbijlage van hun artikel, dat gewoon via de Lancet-website te raadplegen is en waarnaar verwezen wordt in het artikel, verwijzingen naar alle onderzoeken die zij in hun analyses gebruikt hebben.
Als conclusie kan gesteld worden dat het bewijs voor de werkzaamheid van homeopathische middelen inderdaad erg mager lijkt te zijn. Dit is niet vreemd, want in de homeopathie werkt men met onnatuurlijke, absurde verdunningen van stoffen. Als men graag „natuurlijke” middelen wil gebruiken bij het behandelen van gezondheidsklachten, doet men er beter aan te rade te gaan bij fytotherapie of kruidengeneeskunde. Daar worden werkzame doseringen gebruikt van potentieel geneeskrachtige stoffen uit planten. Meestal zijn ze echter alleen bij milde klachten effectief en ze kunnen ook ongewenste bijwerkingen hebben, zoals sint-janskruid, dat de werking van andere medicijnen kan doen afnemen. Tenslotte is het goed te bedenken dat nadelige effecten van reguliere medicijnen uit de apotheek beter onderzocht zijn dan die van natuurlijke medicijnen.
voetnoot (u17(De auteur is als universitair hoofddocent werkzaam aan de faculteit medische wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen en is auteur van ”Natuurlijk beter. De genezende kracht van natuurlijke middelen bij neerslachtigheid, nervositeit, slapeloosheid en vergeetachtigheid” (Houten, 2004).