Trek uit de stad is niet onbegrijpelijk
Om de terugloop van kerken van gereformeerde signatuur in de grote steden te doorbreken is eigenlijk een collectieve actie nodig, schrijft dr. C. S. L. Janse in antwoord op de reactie op zijn artikel in Accent. Hij kan zich echter goed voorstellen dat autochtonen en allochtonen uit de stad vertrekken, op zoek naar een gunstiger leefklimaat.
„De zonde zit meer in de mens dan in de woonplaats”, schreven Dirk en Andrien de Korne dinsdag op de opiniepagina in reactie op mijn artikel van 17 september over stad en platteland. Daarin hebben ze zeker gelijk. Daarmee erkennen ze echter ook de betekenis (zij het op het tweede plan) van de woonplaats. En terecht. Een oude uitdrukking spreekt in dit verband zowel van de genegenheid als van de gelegenheid tot zondigen.Dat jongeren die in de stad opgroeien daardoor meer gewapend zijn tegen de gevaren van de wereld, zal in een aantal gevallen zo zijn. Maar helaas verongelukken er ook heel wat. De sociale controle in de stad is nu eenmaal minder groot dan op het platteland, terwijl het geseculariseerde levenspatroon daar manifester aanwezig is.
Mij is geen vergelijkend onderzoek bekend van kerkverlating naar urbanisatiegraad in de gereformeerde gezindte in de laatste halve eeuw. Het zou op zich heel interessant zijn als iemand dat eens systematisch zou uitzoeken. Ik vrees echter dat de uitkomst voor de grote stad niet gunstig zal uitvallen.
Overigens heb ik het betreffende Accentartikel bepaald niet geschreven vanuit een diepe aversie tegen de grote stad. Mijn moeder kwam uit Amsterdam. Mijn ene overgrootvader vestigde zich daar rond 1875, de andere aan het begin van de 20e eeuw. Maar het is ook weer niet toevallig dat inmiddels vrijwel de hele familie uit die stad vertrokken is.
Woonwensen
Ongetwijfeld lopen de woonwensen en woonmogelijkheden van mensen zeer uiteen. Vandaar dat sommigen bewust voor de grote stad kiezen c.q. in de stad blijven. Maar de trek uit de stad (die zich ook elders in de westerse wereld voordoet) is, gezien het stedelijk leefklimaat en de alternatieven die zich elders aanbieden, bepaald niet onbegrijpelijk.
De groeiende allochtone middenklasse gedraagt zich inmiddels niet veel anders. Naar aanleiding van een recent artikel in het tijdschrift Sociologie (1e jaargang nr. 2) wees ik op de suburbanisatie van Rotterdamse Surinamers. Hun motieven blijken nauwelijks te verschillen van de blanke stadverlaters.
Ten aanzien van kerkelijke gemeenschappen in de stad is er inderdaad sprake van een vicieuze cirkel. Doordat mensen wegtrekken of wegvallen, worden de gemeenten kleiner en vergrijzen ze, waardoor ze voor nieuwkomers minder aantrekkelijk worden. Maar om dat te doorbreken, is welhaast een collectieve actie nodig. De vestiging van een enkel gezin zet weinig zoden aan de dijk. Daarmee houd je ook geen school in stand.
Sociale cohesie
Aan het verlies van sociale cohesie als gevolg van de sterk gewijzigde bevolkingssamenstelling van de grote steden, gaan beide schrijvers wat te gemakkelijk voorbij. De Fortuyn-revolte van 2002 (met name in Rotterdam) was toch ook in hoge mate de uiting van een diepliggend onbehagen van de autochtone arbeidersbevolking (traditioneel PvdA stemmend) die zich steeds meer vreemdeling voelde in hun oude woonbuurt.
Uiteraard is de ene moslimbuurvrouw de andere niet, maar taalbarrières, sterk afwijkende godsdienst en levensgewoonten scheppen onmiskenbaar afstand. Met allerlei door de gemeente gestimuleerde buurtactiviteiten poogt men die kloof te verkleinen. Overigens zijn dergelijke activiteiten (ook als ze niet op zondag plaatsvinden) nogal eens zodanig van aard, dat ze voor mensen van reformatorische signatuur niet echt aantrekkelijk en aanvaardbaar zijn.
De auteur is oud-hoofdredacteur van het RD.