Hierin is immers wat wonders
De woorden: „Hierin is immers wat wonders” komen in Johannes 9:30 uit de mond van de blindgeborene. De Farizeeën kunnen het wonder dat Christus aan de blindgeborene gedaan heeft niet ontkennen, maar zij weigeren Zijn discipelen te worden. Zij zijn discipelen van Mozes en willen dit blijven. Van Mozes weten zij vanwaar hij kwam, maar van Jezus weten zij dat niet. In al zijn eenvoud wijst de blindgeborene dan hun zwakke plek aan: „Hierin is immers wat wonders, dat gij niet weet vanwaar Hij is en nochtans heeft Hij mijn ogen geopend.”
Was het vóór de Verlichting zo dat men algemeen Gods hand in de geschiedenis opmerkte, na de opkomst van die beweging was dat uitsluitend voorbehouden aan bijbels denkende christenen. De ontwikkeling is echter verder gegaan. Zelfs binnen de Gereformeerde gezindte -en dan met name binnen het ontwikkelde en intellectuele deel hiervan- heeft de twijfel toegeslagen: Kun je de hand van God wel in de geschiedenis aanwijzen? Wij mensen hebben toch geen inzicht in de raad des Heeren? Zijn historische gebeurtenissen en ontwikkelingen niet op allerlei manieren uit te leggen? Zijn wij mensen niet geneigd de geschiedenis in het klein en in het groot naar onszelf toe te interpreteren en vermenselijken wij hiermee juist niet het goddelijke van de geschiedenis?Anderen gaan nog verder op dit spoor en stellen dat een christelijke visie op de geschiedenis ertoe noopt zich te onthouden van het aanwijzen van en zelfs van het spreken over Gods hand in de geschiedenis. God, Wiens hand de geschiedenis schrijft, is immers zo heilig dat wij Hem niet kunnen begrijpen. Het is ten diepste hoogmoedig en goddeloos te menen dat wij God na kunnen rekenen. Zijn weg is in het heiligdom. Wij moeten God God laten en mogen dus niet verder gaan dan de belijdenis dat Hij alles leidt en bestuurt.
Bijbels getuigenis
Hoe indrukwekkend de genoemde visies ook zijn, ze zijn onverenigbaar met het bijbels getuigenis. In Zijn Woord leert de Heere ons dat Zijn volk bepaalde zaken en gangen in de geschiedenis interpreteert als bijzondere besturingen van God. In de geschiedenis van Jozef komt dit wel bijzonder uit als hij tot zijn broeders zegt: „Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht; doch God heeft dat ten goede gedacht.” Israël bezingt na de doortocht door de Rode Zee de hand des Heeren, die Farao met al zijn ruiters in die zee deed omkomen. In het Nieuwe Testament belijdt Petrus dat God hem het gezicht van het laken met die reine en onreine dieren heeft getoond om hem te leren dat hij ten huize van Cornelius mocht ingaan. Heeft de Heere deze interpretaties van Zijn volk veroordeeld als hoogmoedig, egoïstisch of zondig? Integendeel, uit het Woord blijkt dat de Heere hun deze opvattingen Zelf geleerd heeft en dat Hij ons die als voorbeelden voorhoudt.
Gelden de genoemde bezwaren dan niet? Niet als daarmee het spreken van Gods hand onmogelijk wordt gemaakt, maar wel als zij functioneren als bakens in zee. Inderdaad zijn wij geneigd alles in ons eigen straatje te interpreteren. Wij moeten daarom uiterste voorzichtigheid betrachten bij het aanwijzen van de hand Gods in gebeurtenissen, zeker als het om het heden en om ons eigen leven gaat. Wat zit het niet in onze natuur om voorspoed op te vatten als een zegen van God, terwijl die een vloek kan zijn.
Zo mogen wij ook niet uitsluitend wonderlijke zaken als leiding van God uitleggen, want Zijn voorzienigheid gaat over alle dingen, dus het meest over de gewone gang van zaken. Bovendien kunnen wonderen ook door de duivel gewerkt zijn. Maar dit alles verheelt niet dat het bijbels is Gods wondere macht en leiding in het geloof te aanbidden en te bewonderen. Daarbij moet dan wel Gamaliëls raad ter harte genomen worden, namelijk dat het eind het begin openbaart.
VU
Vriend en vijand heeft zich erover verbaasd dat de theologische opleiding van de Nederlandse Hervormde Kerk in hersteld verband een plaats heeft gekregen aan de theologische faculteit van de Vrije Universiteit. Dat was de faculteit van prof. Kuitert, die het geloof van de gereformeerden totaal uitgehold heeft. Wie heeft ooit kunnen denken dat daar de orthodox-gereformeerde theologie weer gedoceerd zou worden? Hierin zien wij dat onze gedachten nooit uitkomen, omdat de Heere de geschiedenis leidt. Hoe ver iets of iemand ook weg is, Hij kan maken dat wij ons verwonderen mogen.
Het voorgaande betekent allerminst dat de hele faculteit van kleur verschoten is, want de imamopleiding heeft daar ook een plaats gekregen. Met dit laatste is evenwel een andere wens in vervulling gegaan. Van meet af wilden de hersteld hervormden een opleiding die allesbehalve wereldvreemd zou zijn. Confrontatie met de wetenschap of wat daarvoor door moet gaan en met de multireligieuze samenstelling van onze maatschappij is vaak geen aangename, maar wel een nuttige en zelfs noodzakelijke ervaring voor aanstaande dienaren des Woords. In dit alles is wat wonders.
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Nederhemert.