In 2001 bedroeg de inflatie gemiddeld 4,5 procent, maar in mei 2001 werd een top van 4,9 procent bereikt. Sinds december 2001 is de geldontwaarding geleidelijk van 4,4 naar 3,3 procent gedaald. De inflatie is in mei 1,6 procentpunt lager dan in mei vorig jaar.

In januari 2001 sprong het cijfer ineens omhoog naar 4,2 procent als gevolg van de effecten van een nieuw belastingstelsel met hogere BTW-tarieven en een hogere ecotax. In december 2000 bedroeg de geldontwaarding nog 2,9 procent.

De effecten van de hogere BTW en ecotax hebben tot december vorig jaar doorgewerkt. Een gunstiger inflatiecijfer werd ook tegengehouden door de prijsstijgingen die het gevolg waren van de mond- en klauwzeercrisis en de ontwikkeling van de prijs voor verse groenten.

Vanaf januari had de situatie weer redelijk genormaliseerd moeten zijn, volgens verwachtingen van het CBS. Maar de daling werd toen weer tegengehouden door hogere prijzen van bijvoorbeeld verse groenten, de benzine, in de horeca, van bloemen en planten en van schoeisel. Januari liet nog het cijfer van 4,0 procent zien.

Mei komt er extra gunstig uit omdat enkele sterke prijsstijgingen die er vorig jaar in die maand nog wel waren, nu achterwege bleven. Voedingsmiddelen werden nauwelijks duurder en een liter benzine bleef even duur.

Het CBS kan niet aangeven of de invoering van de euro ook invloed heeft gehad op het aanvankelijk zo hoge inflatiecijfer begin dit jaar. De statistici kijken naar de prijs op de artikelen en splitsen niet uit waardoor die worden bepaald: hogere grondstofprijzen, duurdere verpakkingen, een betere CAO voor het personeel of aanpassingen door de euro. „Of er invloed is geweest en hoe groot dan, kunnen we niet zeggen”, aldus een woordvoerder.