Zet leraren uit derde wereld in op christelijk school
Leraren uit derdewereldlanden kunnen wat betekenen voor scholen in Nederland die met hun identiteit worstelen, stelt dr. Jos de Kock.
Religie en identiteit is weer in als het aan onze ministers Van der Hoeven en Van Ardenne ligt. Maar volgens de analyse van Van der Hoeven lijkt Nederland ontwikkelingsgebied als het om bijzonder onderwijs gaat. Wellicht kan Van Ardenne iets bijzonders voor haar betekenen?Minister van Onderwijs Van der Hoeven roept scholen op hun identiteit sterker te profileren. In de richting van het rooms-katholieke en protestantse onderwijsveld klinkt de vraag: Wat hebben we eigenlijk aan jullie als het gaat om jullie bijzondere status? Ofwel: heeft identiteit nog toegevoegde waarde voor jullie onderwijs en daarmee voor de samenleving? Opvoeding voor de samenleving vanuit de waarden van de ouders: daarin hebben volgens de minister christelijke scholen een extra verantwoordelijkheid: „Als zíj er vanuit hun inspiratiebron al niet in zouden slagen om op een hedendaagse manier met aloude waarden om te gaan, hoe moet dat dan met scholen die de christelijke inspiratie niet als inspiratiebron hebben?”
Maar als we de minister moeten geloven is er een groeiende groep christelijke scholen die tobt met deze verantwoordelijkheid. De ene school zal er meer mee tobben dan de andere, voor de een is het een wezenlijk aandachtspunt voor de ander wellicht niet.
Maar hoe dat ook zij, antwoorden op de vraag hoe je in Nederland op een hedendaagse manier het Evangelie gestalte kunt geven lijken steeds moeilijker te vinden. Wellicht kan het bijzonder onderwijs in een ontwikkeld land als Nederland wel wat capaciteitsopbouw gebruiken uit het arme Zuiden?
Half verhaal
Want dat in de ontwikkelingscontext identiteit ertoe doet, daar is minister van Ontwikkelingssamenwerking Van Ardenne wel over uit. Vele religies zetten bijvoorbeeld aan tot liefdadigheid en kunnen een maatschappij op een positieve manier mobiliseren. Natuurlijk blijft staan dat religie ook haar schaduwzijde heeft als het om ontwikkeling gaat, maar dat is het halve verhaal.
Met het oog op de christenen citeerde de minister onlangs het Oude Testament: „Gij zult uw hand mildelijk opendoen aan uw broeder, aan uw bedrukten en aan de armen in uw land.” Een concrete handreiking waarmee vele christelijke ngo’s dagelijks aan de slag gaan. Ook voor veel christelijke scholen die deze ngo’s ondersteunen geldt dat zij ethiek en moraal hoog hebben staan, geïnspireerd vanuit de Bijbel en gericht op de opbouw van de samenleving: werk maken van het Evangelie dus.
Ook hier geldt uiteraard dat er schaduwzijden kunnen zijn en dat er scholen zijn waarbij de identiteit niet zichtbaar wordt. Maar de minister ziet kennelijk genoeg positieve en opbouwende voorbeelden van mensen in het arme Zuiden die zich er niet voor schamen dat ze bijzonder zijn en hun identiteit handen en voeten geven.
Wellicht kunnen deze positieve voorbeelden van overtuigd en overtuigend christelijk onderwijs uit het arme Zuiden een stuk capaciteitsopbouw bieden aan het bijzonder onderwijs in Nederland. Capaciteitsopbouw staat voor het ontwikkelen van organisaties of mensen in armoedesituaties om hun capaciteit te vergroten teneinde hun werk nog beter te kunnen doen. Algemene attitude binnen ontwikkelingssamenwerking is dat lokale capaciteitsopbouw is te prefereren boven expertmissies van Noord naar Zuid. Het oogmerk is namelijk altijd het aanboren van het aanwezige leervermogen in een land.
Mondialisering
Hoe zit dat nu met het gebied van identiteit binnen het christelijk onderwijs in Nederland? Moet de analyse zijn dat er nog lokale capaciteit aanwezig is, dat er nog leervermogen is dat aangeboord kan worden? Als we de analyse van Van der Hoeven moeten geloven, lijkt het lokale potentieel eerder af dan toe te nemen. Hoe de analyse ook uitvalt, er valt alles voor te zeggen dat een missie van experts vanuit het arme Zuiden geen kwaad kan. In onderwijsland zijn we wel gewend om op elke pagina van beleid ’mondialisering’ aan te merken als een van de drijvende krachten achter de nodige onderwijsvernieuwingen. Dus Noord of Zuid, dat maakt in wezen niet uit: als gevolg van mondialisering wordt toch alles op een bepaalde manier lokaal?
Capaciteitsopbouw door broeders en zusters uit het Zuiden sluit ook naadloos aan op de toenemende aandacht voor de zogenaamde professionele identiteitsontwikkeling van docenten. Wie ben je nu als docent en waarom doe je zoals je doet en wat doet levensbeschouwelijke identiteit met je? Juist daarover kan menig docent uit de ontwikkelingscontext nog een spannend college geven.
Als Nederland werkelijk ontwikkelingsgebied is als het om bijzonder onderwijs gaat, wat zou er dan voor moois kunnen gebeuren als de ministers de handen ineen zouden slaan. Ontwikkelingssamenwerking ten top!
De auteur is werkzaam als onderwijskundige bij stichting Woord en Daad en als onderzoeker binnen de kenniskring van het lectoraat onderwijs en identiteit van Driestar educatief.