Geen eenduidige visie op Openbaring
Onder de kop ”Ophef over het boek Openbaring” schreef ds. C. J. Meeuse op 14 september een recensie van de recent bij uitgeverij Mozaïek verschenen roman ”De laatste discipel”. Bob Vuijk plaatst enkele kanttekeningen bij deze boekbespreking. Ds. C. J. Meeuse reageert hieronder.
De schrijvers van ”De laatste discipel”, Brouwer en Hanegraaff, willen een alternatief bieden voor de in Amerika en in Nederland uiterst populaire Laatste Bazuin-serie. Ze hebben bezwaar tegen de interpretatie die daarin wordt gegeven van de bijbelse gegevens over de eindtijd, met name tegen de manier waarop wordt omgegaan met het bijbelboek Openbaring.Ds. Meeuse houdt zich nadrukkelijk bezig met de theologie van de schrijvers van ”De laatste discipel”. Hij deelt hun kritiek op de eindtijdopvattingen in de Laatste Bazuin-serie. Die zijn niet rechtzinnig. Hij is echter teleurgesteld dat zij slechts een „collegiaal debat” met LaHaye en Jenkins, auteurs van die serie, aangaan.
Ds. Meeuse lijkt de mogelijkheid uit te sluiten dat onder orthodoxe gelovigen met betrekking tot het boek Openbaring verdedigbare verschillen van mening kunnen bestaan. Maar de veelheid aan uitleggingen, ook in orthodoxe kring, van juist het laatste bijbelboek bewijst hoe ondoenlijk het is tot één onbetwistbaar vastliggende visie te komen.
In ”De laatste discipel” staan veel aanhalingen uit de Bijbel. Ds. Meeuse vindt dat de „vrij vertaalde bijbeltekst (…) ver af staat van een betrouwbare vertaling. Wie hier dus onverdachte rechtzinnigheid verwacht, vergist zich.” Dat die bijbelcitaten allemaal uit de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) komen, zegt hij niet. Vermelding van deze voor het boek essentiële bron zou op zijn minst correct zijn tegenover de lezer.
Vragen
De Openbaring is aan Johannes gegeven ten tijde van keizer Domitianus. Dat de auteurs zich daar niet van bewust zijn geweest, vindt ds. Meeuse niet te begrijpen. Ligt de zaak inderdaad zo duidelijk? De inleidingswetenschap (die zich met name bezighoudt met schrijverschap, ontstaan en datering van de verschillende bijbelboeken) is een uiterst boeiend en hachelijk bedrijf. Er is een minimum aan vaststaande gegevens en een maximum aan interpretaties van die gegevens.
Vragen op dit gebied zijn al heel oud. In de derde eeuw bijvoorbeeld wijst bisschop Dionysius op grond van taal en stijl de mogelijkheid af dat de apostel Johannes Openbaring kan hebben geschreven. Ook Eusebius oppert dat er mogelijk twee Johannessen waren, de apostel en de presbyter, om de verschillen tussen Evangelie, brieven en Openbaring van Johannes te verklaren. Andere kerkvaders beweerden met stelligheid het tegendeel. Dat de brief aan de Hebreeën van Paulus is, wordt ook door schriftgetrouwe theologen vandaag niet zonder meer aangenomen. Veel is hier onzeker en van zorgvuldige interpretatie afhankelijk.
Wie verschillende bijbelvertalingen en commentaren raadpleegt, zal ontdekken dat voor de datering van het laatste bijbelboek al heel lang verschillende mogelijkheden worden gegeven. Meest genoemd wordt de tijd van Domitianus’ regering (81-96), omdat kerkvader Irenaeus (tweede eeuw) daarover een expliciete mededeling doet.
Naslagwerken
Maar ook een datering onder Nero (54-68) heeft oude papieren. Daarvoor pleit bijvoorbeeld een vroegchristelijk cryptogram met het gebruik van de letters alfa/omega, een mogelijke verwijzing naar het taalgebruik van Openbaring. Dit letterraadsel is op vele plaatsen, waaronder het in 79 na Christus verwoeste Pompeji, aangetroffen.
Dat „de Openbaring aan Johannes hem gegeven is (…) ten tijde van keizer Domitianus”, is dus een al te apodictische uitspraak. Er is voor de schrijvers van ”De laatste discipel” wel degelijk de ruimte hun boek te situeren in de tijd van Nero. Ds. Meeuse beaamt dat zij er goed in geslaagd zijn die tijd te tekenen. De roman is evenwel niet bedoeld om, zoals hij schrijft, het lezerspubliek „min of meer te amuseren”, wel om de ernst van vervolgingen indringend te beschrijven.
En natuurlijk zijn er altijd met zorg geschreven naslagwerken waarin dezelfde materie wetenschappelijker, afstandelijker wordt behandeld. Met ds. Meeuse hoop ik dat ook die boeken gelezen worden, „om kennis te krijgen van de geschiedenis van Gods kerk op aarde.”
De auteur is historisch adviseur van een reeks romans over Openbaring.