Algerije stemt over handvest voor vrede
ALGIERS - Zal het Handvest voor Vrede en Verzoening, waarover donderdag in Algerije een referendum wordt gehouden, werkelijk voor vrede zorgen, of is het slechts bedoeld om de machtspositie van president Abdelaziz Bouteflika te versterken, zoals tegenstanders beweren?
Dat het door Bouteflika opgestelde handvest wordt aangenomen lijkt wel zeker. „Ze vragen: „Bent u voor of tegen vrede?” Dan stemmen de Algerijnen natuurlijk voor”, zegt oud-premier Sid Ahmed Ghozali, die tegen is.„Vrede is niet mogelijk als het probleem van de verdwenen personen niet wordt opgelost”, zegt Ghozali, die premier was in de periode 1991-’92, vlak voor de islamitische opstand uitbrak die naar schatting 120.000 levens eiste en die door het handvest definitief tot het verleden moet gaan behoren. Ghozali zegt ook dat de achterliggende oorzaken van de opstand, werkloosheid en armoede aangepakt moeten worden voordat er sprake kan zijn van echte vrede. De opstand begon nadat het leger begin 1992 na de eerste ronde de verkiezingen had afgelast, omdat het fundamentalistische Islamitisch Reddingsfront (FIS) op een overwinning afstevende.
Een van de grootste bezwaren die tegenstanders tegen het lijvige handvest inbrengen betreft de bepaling dat leger en politie niet verantwoordelijk zijn voor verdwijningen in de jaren van de opstand. Familieleden van vermiste personen en mensenrechtenorganisaties houden leger en politie verantwoordelijk voor duizenden verdwijningen. Familieleden van vermiste personen komen, als het handvest wordt aangenomen, wel in aanmerking voor smartengeld van de overheid.
Het handvest voorziet verder in het staken van de rechtsvervolging van moslimextremisten die de wapens neerleggen, die in Algerije of het buitenland worden gezocht en zichzelf aangeven, personen die ervan worden verdacht het terrorisme te ondersteunen en personen die bij verstek zijn veroordeeld. Mensen die schuldig zijn aan bloedbaden, verkrachtingen en bomaanslagen komen niet voor gratie in aanmerking en personen die terreurdaden hebben begaan, mogen zich niet actief met politiek bezighouden.
Tegenstanders hebben er ook moeite mee dat veel plegers van het geweld door het handvest vrijuit zullen gaan, maar Bouteflika heeft overlevenden van de opstand gevraagd een nieuw offer te brengen in het belang van het land. Bouteflika’s medewerker Hachemi Djiar zei vorige week in Frankrijk, waar hij campagne voerde onder de 3 miljoen Algerijnen die daar wonen: „We slaan de pagina om, maar scheuren hem niet uit het boek.” Ook zei hij dat de islam op genade is gefundeerd. Volgens Djiar wil Bouteflika Algerije vooruithelpen, zodat het zijn economische rol in de gemondialiseerde wereld kan opeisen. „Als we onze vooruitzichten niet veranderen, missen we de boot”, aldus Djiar.
Een van de opmerkelijkste pleitbezorgers van het handvest is de leider van het Islamitisch Reddingsleger, de gewapende tak van het FIS die zichzelf ophief na in 1997 met de regering een akkoord te hebben gesloten. Andere extremistische groepen, zoals de Gewapende Islamitische Groep (GIA), hadden toen het stokje van het Islamitisch Reddingsleger al overgenomen.
Sinds Bouteflika de moslimextremisten in 1999 gratie aanbood is het geweld overigens enorm afgenomen, maar minister van Binnenlandse Zaken Noureddine Yazid Zerhouni zei deze week dat er nog altijd 800 tot 1000 opstandelingen actief zijn.