„Kerk dient naast moskee te gaan staan”
KAMPEN - Christenen moeten de eersten zijn om voor anderen het recht op vrijheid van godsdienst te erkennen en te bepleiten, ook voor moslims. Dat is geen gunst maar een recht. Moslims zijn niet alleen medeburgers, maar ook medemensen op weg naar de eeuwigheid. „Christus heeft er het recht op dat ook moslims over Hem horen en hun behoud in Hem zoeken.”
Prof. dr. M. te Velde zei dit woensdag tijdens de Schooldag van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt in Kampen. Christenen verkeren na eeuwen in een nieuwe situatie waarin het christelijk geloof niet meer overheersend is. „Is dat bedreigend? Voor ons gevoel misschien wel. Toch hoeven we niet met bangheid en afweer te reageren. Nooit heeft de kerk geleerd dat de goede waarden van onze God zich zullen handhaven wanneer wij die bindend aan anderen opleggen, bijvoorbeeld door aan andere religies een ondergeschikte positie te geven in onze staat. Specifiek voor het christelijk geloof is juist: niet door kracht of door geweld, maar door Gods Geest, door de prediking van het Evangelie en door een christelijk levenspatroon.”De Kamper hoogleraar benadrukte dat de kerk naast de moskee moet staan om moslims te wijzen op de verzoening in Christus. „Christus heeft er recht op dat niet alleen christenen maar ook moslims over Hem horen en hun behoud in Hem gaan zoeken. Mensen van de kerk moeten naast mensen van de moskee gaan staan. Het recht van de Heere is immers niet koloniaal, niet tiranniek, het walst niet over de mensen heen. Het is liefelijk, gericht op het goede, op vrede, op verlossing.”
Het recht van de Heere is inclusief voordat het exclusief wordt, zei prof. Te Velde. „Dat wil zeggen: het zoekt eerst alle mensen binnen te brengen, voordat het mensen buitensluit. Dus staan we niet tegenover de moskee, maar we worden in navolging van Christus en de apostelen de Turken een Turk en de Marokkanen een Marokkaan. Zij zijn onze naasten en wij komen met het Evangelie naast hen staan.”
Naast de mensen van de moskee, dat betekent: niet inzetten bij het systeem, maar bij de méns die we tegenkomen. „Luisteren gaat vóór spreken. Vragen gaat vóór antwoorden. Peilen wat er in het hart van de ander leeft. Begrijpen waar de kern van zijn godsdienst zit. En dan moeten we niet rationeel gaan touwtrekken over wat de meest aannemelijke godsdienst is. We zijn allemaal mensen, met dezelfde menselijke zingevingsvragen, noden en problemen. Geld en werk, relaties, gezondheid, ziekte en dood, de zin van het leven, dat zijn voor iedereen de grote thema’s. En we zijn allemaal verlegen om verlossende antwoorden, om een echt gelukkige toekomst.
Christenen en moslims staan vooral daarin naast elkaar, dat ze dezelfde Redder nodig hebben. Als we persoonlijk het licht hebben gezien, kunnen we het ook voor anderen laten schijnen.”
Prof. dr. F. van der Pol ging in op de positie van de vroege christenen in een multiculturele samenleving. „De eerste christenen kwamen voor hun Heiland uit. Zelf waren ze de culturele minderheid. Ze leefden in een wereld vol vooroordelen. Toch leefden ze het Evangelie voor. Ze leefden niet langs andersdenkenden heen. Ze probeerden contacten te leggen. Gemotiveerd droegen ze de christelijke boodschap uit.”
Voor velen in onze tijd is de islam essentieel, zei de hoogleraar. „Die godsdienst van anderen nemen we serieus. We plaatsen geen spandoeken met moslimhaat. We gooien geen ruiten van moskeeën aan diggelen. De islam mág een plek hebben in het openbare leven. Daar houden we rekening mee.
Ondertussen is het onze taak om Gods rijkdom aan het licht te brengen. We denken erover na hoe in de gegeven situatie de boodschap van Gods genade overtuigend kan worden overgebracht. We kijken naar anderen met een christelijk oog. Dat bepaalt onze beeldvorming.”
De Kamper hoogleraar waarschuwde voor het uitdragen van stereotiepen en vooroordelen over moslims en buitenlanders. Leren omgaan met culturele verschillen is niet zo eenvoudig, zei hij; dat vraagt aandacht voor ons eigen spreek- en luistergedrag.
„God wil in onze multiculturele wereld Zijn zeer blijde Boodschap kwijt”, aldus prof. Van der Pol. „Doe ik mijn best om het gedrag van de ander te begrijpen en niet uit te gaan van stereotypen en vooroordelen over andere mensen? Weet ik generaliserende opvattingen over fanatieke Marokkanen, luie Turkse arbeiders, dikdoenerige Duitsers, gekleurde allochtonen en op gemeenschapsgeld terende asielzoekers te vermijden? Kan ik me verplaatsen in hun opvattingen over beleefdheid, vriendschap, gezinsleven, familierelaties en gastvrijheid? Ook door de eigen culturele normen en waarden niet te verabsoluteren? Wint de liefde van Christus het van onze vanzelfsprekendheden en van de vrees voor omgang met mensen van andere culturen?”