Opinie

Arena verschilt niet principieel van roman

Hogeschool Driestar educatief belegde vandaag een themadag over “Literatuur in onze cultuur”. Prof. dr. A. van de Beek verzorgde de hoofdlezing, drs. Tjerk de Reus hield een coreferaat. Beide lezingen zijn hieronder sterk verkort weergegeven. Prof. dr. A. van de Beek is kritisch over het lezen van moderne literatuur: wie het oog niet voortdurend gevestigd houdt op Christus, moet geen letter lezen in een roman.

Prof. dr. A. van de Beek
28 September 2005 10:00Gewijzigd op 14 November 2020 03:00
Colloseum in Rome. Foto RD, Henk Visscher
Colloseum in Rome. Foto RD, Henk Visscher

"Omdat we ons nooit door opgewonden gevoelens moeten laten meeslepen, horen we niet naar het stadion te gaan (). Kijk hoe de mensen al onder sterke emotie aankomen. Ze zijn al geneigd tot tumult. () Er is een verenigd geschreeuw van een gemeenschappelijke gekte. () Ze vervallen in razernij, in emoties, in ruzies (). Dan komen er vloeken en scheldpartijen (). Dan is er applaus zonder dat iemand het verdiend heeft. Wat hebben de deelnemers aan dit gedoe, die zichzelf niet meester zijn, eraan, behalve precies dit, dat ze niet meer van zichzelf zijn?"Dit gaat over Feyenoord-Ajax. Het zou er tenminste over kunnen gaan. Maar het is een tekst van 1800 jaar geleden, van Tertullianus (met een paar kleine contextuele wijzigingen). Christenen moeten zich verre houden van de opwinding van het stadion. Dat is niet omdat ze als stoïcijnen hun emoties de baas moeten zijn, maar omdat ze een Ander toebehoren: Jezus Christus leidt hun leven en niet de massahysterie van het stadion.

Decadentie

Een stadion is geen literatuur. Er is verschil tussen cultuur en cultuur. Er is verschil tussen de cultuur van de arena en de cultuur van de bibliotheek.

Toch maken vroegchristelijke schrijvers hiertussen geen principieel verschil. Uiteindelijk hebben de verschillende uitingen van cultuur allemaal hetzelfde karakter. Dat van het boekenbal is niet anders dan dat van het stadion. Beide zijn in de ogen van de vroege christenheid expressies van een zondige wereld. Het is decadentie in de meest diepe zin: expressie van de gevallen wereld, die zondig is en onder de macht van de boze. Die maakt zowel op het boekenbal als in de Kuip doelpunten.

In de Oudheid werd weinig gelezen. Er waren weinig boeken en die waren duur. Ze moesten immers worden overgeschreven. De klassieke parallel voor de huidige roman is het theater. De beroemdste schrijvers uit de Oudheid, met de grootste impact op een breder publiek, zijn de toneelschrijvers. Zij zijn de cultuurdragers en cultuurvormers.

Om de vroegkerkelijke houding te peilen in de vraag naar de christelijke houding ten opzichte van de literatuur, moeten we dus vooral naar hun houding ten opzichte van het theater kijken. Dan hebben we tegelijk zicht op de betekenis daarvan voor de film en wat er verder op het scherm van tv of pc komt.

De houding van vroegchristelijke auteurs is op basaal niveau eenduidig: Christenen moeten niet naar het theater gaan en ze moeten geen heidense literatuur lezen. Opmerkelijk is dat een belangrijk argument dat ze daarbij hanteren, nog steeds kan worden gehoord: dat je erdoor beïnvloed wordt en dat je zelf ook zo gaat denken en handelen. Wie in het stadion voortdurend geweld ziet, wordt zelf ook gewelddadig. Het is hetzelfde argument als we nu horen: Wie naar geweldfilms kijkt of gewelddadige spelletjes speelt, wordt daardoor negatief beïnvloed. Je treedt een wereld binnen die niet de wereld van Christus is. De demonen krijgen vat op je, want je begeeft je in hun domein.

Excuses

Nu hebben mensen altijd excuses. Die hebben christenen ook. Dat was toen niet anders dan nu. Ik ga niet alle excuses opsommen die mensen bedenken om het met de heersende cultuur op een akkoord te gooien. Ik noem er twee die door Tertullianus genoemd worden.

Er zijn mensen die zeggen dat het nergens in de Bijbel staat dat je niet naar het theater mag gaan - ofwel: er staat nergens dat je geen seculiere romans mag lezen of films bekijken. Dat is inderdaad waar, zegt Tertullianus. Maar het gaat bij het christelijke leven niet om letterlijke geboden of verboden, maar om het totaal van ons leven. Waarheen verwijst datgene waaraan we deelnemen? Verwijst dat naar een leven met God, of naar het leven van de dood of van de menselijke macht? We moeten dus niet regeltjes nalopen om te kijken hoever we nog mogen gaan. Het gaat om de Geest Die in ons is en de geest die in het theater is.

Een ander argument dat mensen in Tertullianus’ tijd gebruiken, is dat het toch om de goede schepping van God gaat. God heeft alles geschapen en we mogen van de schoonheid daarvan genieten. Is er dan geen christelijke esthetiek mogelijk?

Tertullianus stemt de schoonheid van de schepping volledig toe. Ze is schoon in al haar onderdelen. Het gaat echter om het verband waarin ze worden gebracht. Alle schepselen zijn als de letters van een schoon boek, maar het gaat er wel om welk boek met die letters en woorden geschreven wordt.

Er is wel een christelijke esthetiek, maar dat is de esthetiek van de tekst van God: Hoe past alles van de schepping in de belijdenis van de drie-enige God? Als we elementen uit dat verhaal weghalen, dan zijn die elementen niet fout, maar wel het verhaal dat mensen ervan maken, vanuit een verkeerde inspiratiebron.

Paradigma

Het gaat dus, modern gezegd, om het paradigma waarin geleefd wordt. Is dat het paradigma van het heidendom of dat van Christus? Het paradigma van het heidendom is gekleurd door de Romeinse utopie: de Pax Romana. Rome wist heel goed hoe je die macht moest bewaren: door brood en spelen. Als mensen brood hebben, komen ze niet in opstand en door de spelen, van het stadion tot het theater, indoctrineer je mensen naar de geest van de macht. Net als op een simpele manier de fysieke macht van het stadion mensen brengt tot geweld, zo bespeelt de subtiele macht van het plot in het toneelstuk de mensen om hun leven te ordenen. Het is precies wat Sheakespeare zegt als invulling van de bekende zin: “To be or not to be that is the question”. Het gaat daar niet over het blote bestaan, maar om de invulling van het bestaan. Er staat een dubbele punt achter “question”: “To be or not to be: that is the question:/ Whether 't is nobler in the mind to suffer/ The slings and arrows of outrageous fortune,/ Or to take arms against a sea of troubles,/ And by opposing end them?”

Het is duidelijk welke keus Shakespeare maakt. Het gaat erom dat de mens zijn lot in handen neemt. Het hele dilemma is echter ontleend aan het klassieke drama: de mens die getroffen wordt door het lot en dat moet ondergaan of overwinnen. Dat laatste lukt niet altijd en dan weet de klassieke oudheid ook de uitweg: de stoïcijnse levenshouding. Het is die weg die Tertullianus onmiddellijk afsluit. We verduren niet het donker lot omdat we stoïcijnen zijn, maar omdat we van Christus zijn en, in Zijn liefde geborgen, niet zoeken naar kracht of geweld.

Het gaat dus om twee werelden: de klassieke cultuur en het leven van de christenen. En die sloten elkaar paradigmatisch uit. Tertullianus is daarin radicaal. Christenen die de grens naar de klassieke cultuur overschrijden, voegt hij Psalm 50 toe: “Ziet gij een dief, gij gaat met hem en steelt.”

Niet thuis in de Schrift

Lazen de kerkvaders nu helemaal geen heidense literatuur? Hielden zij zich helemaal afzijdig van het denken van de anderen? Dat zeker niet. Origenes liep college bij de platonist Ammonius Saccas, een heidense filosoof die als christen was opgevoed. Origenes deed dit omdat hij wilde weten wat de heidense filosofen leerden. Zo verstond je de wereld waarin de christenen leefden en ook hoe je met heidenen kon spreken over het geloof.

Het is precies dit wat tegenwoordig vaak als argument wordt gebruikt om niet-christelijke literatuur te lezen. Men moet weten in wat voor cultuur we leven.

Maar het is zaak hier goed te onderscheiden. In de eerste plaats moeten we zien wíé de literatuur leest. Lees je de teksten als bronnen van inspiratie of vanuit het perspectief van Christus? Dat betekent dat zulke literatuur binnen de kerk alleen gelezen kan worden door hen die geworteld zijn in het geloof en de geesten kunnen onderscheiden. Het is geen stof voor jonge mensen die niet vast geworteld zijn in de traditie en hecht verankerd in de Schrift.

Daar zit denk ik het grote probleem heden ten dage: dat christenen niet eerst thuis zijn in de Schrift en de belijdenis. Wie daarin vast verankerd is, heeft daarin een baken in de chaos van meningen die ons overspoelen. Ouders die vinden dat het huiswerk Nederlands belangrijker is dan de catechisatie, zitten er dus gewoon naast en moeten nagaan of ze zelf al niet aan het theater de voorkeur geven boven de kerk.

Daarom moeten we ten tweede vragen: Lezen we de literatuur omdat we anderen tot geloof willen brengen en daarbij behouden, of is het een van de vele excuses om ons aan te passen? Als het het laatste is, dan leidt het niet tot een confrontatie.

Vroegchristelijke auteurs gebruiken vaak voorbeelden uit de heidense wereld, zelfs uit het stadion, zoals Paulus graag deed, of uit de oorlog, zoals hij en Clemens van Rome doen: Strijd de goede strijd. Maar dan inder daad de goede strijd. En dat kun je alleen als je het centrum geen moment uit het oog verliest. Wie het oog niet voortdurend gevestigd houdt op Christus, moet geen letter lezen in een roman.

Christelijke kunst

Het is de vraag of er een eigen christelijke kunst is. Tertullianus zegt dat het grootste theater nog wacht: de komst van Christus. Dat is het enige schouwspel waar christenen thuishoren.

Op die lijn voortgaand kunnen we zeggen dat christelijk kunst de viering van het avondmaal is, de dood des Heren gedenkend totdat Hij komt, waar we niet meer van onszelf zijn, maar opgenomen in zijn lichaam. Alle christelijke kunst is avondmaalskunst. Daar ligt de norm voor de christelijke esthetiek. Dat is het gedenken van de dood van Christus.

Als christelijke esthetiek bepaald is door Christus en Zijn dood, dan is het niet verwonderlijk dat deze vooral gevonden wordt in fresco’s met scènes uit de Bijbel, vooral de Goede Herder -bij voorkeur een jongen nog zonder baard-, grafreliëfs en martelarenverhalen. Als er voorstellingen van elders worden gebruikt, worden die omgeduid in christelijke zin. En het is altijd sobere kunst, eerder ontleend aan de synagoge dan aan de Areópagus en verre van Pompeji.

De vroegkerkelijke gedachten over de cultuur zijn ontwikkeld in een tijd van vervolging. Dat maakt hun situatie heel anders dan de onze, plegen we te zeggen. Ik weet niet of dat waar is. Misschien moeten we het omkeren: Wij worden niet met harde hand vervolgd, omdat we allang naar het theater gaan. Als we met hetzelfde oordeel over de wereld in onze wereld stonden, dan zou ook in Nederland het huis te klein zijn.

Dat wil niet zeggen dat we conservatief alles moeten afwijzen. Dezelfde Tertullianus die het theater afwijst, schrijft dat men rustig de nieuwe mode in de kleding die net werd ingevoerd kon volgen: de lange mantel die zo makkelijk zit. Want de mode volgt de tijd. Die is van ons mensen. Geloof bestaat niet uit het vasthouden van de mode van gisteren, maar uit vast gegrond zijn in Christus.

De auteur is decaan van de faculteit theologie van de Vrije Universiteit in Amsterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer