Zoektocht van een oorlogswees
Titel: ”Een meisje uit Oradour”
Auteur: Michele Claire Lucas; vertaald uit het Engels door Joost de Wit
Uitgeverij: BZZtôH, ’s-Gravenhage, 2005
ISBN 90 453 0019 2
Pagina’s: 240
Prijs: € 14,50.
Christine Lenoir is als oorlogswees opgegroeid in een sfeervol nonnenklooster. Ze heeft altijd aangenomen dat haar ouders tijdens de oorlog overleden zijn aan griep. Het geluid van schoten brengt echter vage herinneringen en beelden met zich mee - waar heeft ze dit eerder gehoord? ”Een meisje uit Oradour” vertelt het verhaal van Christines zoektocht naar haar verwoeste geboortedorp en naar de God Die toestond dat haar familie werd vermoord. De Amerikaanse auteur Michele Claire Lucas heeft haar roman gebaseerd op een ware gebeurtenis. In juni 1944 overvallen Duitse soldaten het vredige dorpje Oradour-sur-Glane in het zuidwesten van Frankrijk. Samengedreven in de kerk en een boerderij vinden 642 mensen de dood door de geweerschoten of de vlammen. Het dorp verkeert nog altijd in de staat waarin het door de Duitsers werd achtergelaten.
De fictieve hoofdpersoon Christine overleeft als zesjarig kind het drama doordat ze in het bos aan het spelen is. Het meisje wordt bij de nonnen gebracht, die ze voor engelen aanziet. Ze denkt dat haar moeder een dagje uit is en is bang dat die haar niet zal kunnen vinden. De slachtpartij lijkt ze vergeten te zijn, en de nonnen doen geen moeite die op te rakelen. Pas in 1963, als Christine bij een internationaal tijdschrift in New York werkt, komen de herinneringen terug door het geluid van geweerschoten.
In het klooster, waarnaar ze halsoverkop terugkeert, herinnert ze zich dat men haar Christine uit Oradour noemde. Zo komt ze na enig speurwerk terecht bij de ruïnes van Oradour, waar de namen op het monument bevestigen dat haar familie er is omgekomen. Ook ontmoet ze er een voormalige inwoner van het dorp die haar vertelt hoe ze kon ontsnappen aan het drama.
Kinderwagen
In het verhaal zijn verschillende tijdstippen en perspectieven te onderscheiden. Een alwetende verteller beschrijft de gebeurtenissen op de zwarte dag in 1944, terwijl de getrouwde Christine van 1972 beschrijft hoe ze in 1964 haar verleden ontdekte en verwerkte. Het verhaal wordt niet chronologisch verteld, maar de auteur geeft duidelijk aan in welke periode het verhaal zich bevindt. De stijl is zeer afwisselend - verhalende, soms bijna poëtische passages worden afgewisseld met de letterlijke weergave van conversaties, vaak op het onbenullige af.
Gesprekken zijn niet de sterkste kant van deze debuutroman. De Franse Christine begrijpt veel woorden uit de Amerikaanse spreektaal, de ”slang”, niet en laat ze zich allemaal uitleggen, wat op den duur vervelend wordt. Bovendien komen deze typisch Amerikaanse uitdrukkingen in de vertaling helemaal niet over - zo zou Christine niet weten wat ”beschermd” betekent, in het Frans en standaard Engels ongeveer hetzelfde woord. Christine geeft aan dat het veelvuldige misbruik van Gods naam door haar collega’s haar kwetst, wat de auteur er helaas niet van weerhoudt om de vloeken voluit te schrijven.
Christine is gelovig katholiek opgevoed, hoewel het geloof een minder grote rol in haar leven is gaan spelen. In de ruïne van de kerk van Oradour verliest ze het geloof in God echter helemaal: „Ik voelde hoe ik mijn geloof in [Gods] goedheid aflegde bij de kinderwagen naast het altaar, waarachter de verkoolde lijken van vele kinderen waren gevonden… De mens had deze kinderen vermoord, terwijl God toekeek.”
Hoop
Toch is ze niet los van God. Ze beschouwt de „leugen van de liefdevolle God die alles regeert” als het moeilijkst te verteren en mist God het meest van alles wat ze verloren heeft.
Verschillende mensen helpen haar God terug te vinden. Haar joodse vriendin Sophie, zelf holocaustslachtoffer, denkt dat Christine God zal terugvinden in andere mensen. Christine draait volgens haar de zaken om: „Toen je dacht dat je familie door ziekte was geveld, gaf je God niet de schuld. Toen je ontdekte dat je familie was gedood door toedoen van mensen, gaf je Hem wel de schuld.” Met haar gezin blijft Christine later de katholieke kerk bezoeken en ter communie gaan.
Lucas heeft soms de neiging te veel te willen uitleggen en afronden. Het bevreemdende effect van de proloog -het meisje dat denkt bij de engelen te zijn- wordt tenietgedaan door een volkomen overbodige paragraaf over het menselijke in de nonnen. Ook de epiloog had mijns inziens weggelaten kunnen worden. Christine vertelt dat ze de hoop terugvindt, en zo eindigt het boek positief. Maar de inhoud van die hoop stelt juist teleur. De suggestie van hoop werd al gewekt in het voorlaatste hoofdstuk.
Het boek draagt een prozaïsche titel en ondertitel: ”Een meisje uit Oradour. Hoe de nazi’s een Frans dorp vernietigden”. Veel meer dan een verslag van het drama in Oradour vertelt de roman echter Christines persoonlijke worsteling met haar verleden en haar geloof.
De mooiere Engelse titel ”A high and hidden place” roept associaties op met de Schuilplaats van de Allerhoogste. De zoektocht naar deze Schuilplaats en de indringende vraag naar de hand van God in het lijden maken het boek juist zo aangrijpend.