De natuur blijft bonsai de baas
Bonsai betekent simpelweg boom in een pot. In werkelijkheid creëren kwekers een „illusie”, het resultaat van geduld en vakmanschap. De natuur laat zich tenslotte niet zo makkelijk sturen.
Een bonsaiboompje sierde ooit als relatiegeschenk menige schoorsteenmantel. „De populariteit nam snel af, omdat in veel gevallen de boom na drie maanden dood ging. Het grote probleem is dat mensen niet weten hoe ze bonsai moeten verzorgen.”Henk de Boer uit Laren weet met 23 jaar ervaring waar hij over praat. „Met een bonsai maak ik een illusie, ik boots de natuur na. Zo kan een tienjarige boom het uiterlijk krijgen van een honderdjarige.”
In zijn hand houdt hij een Japanse iep in een kleine schaal. Qua uiterlijk lijkt de boom op een oude eik die de eeuwen trotseert, in miniatuurvorm. „In principe kan iedere boom een bonsai worden, mits hij wortel snoeien toestaat.” Met behulp van deze techniek blijft de wortelstructuur klein, zodat de boom zijn bescheiden omvang behoudt. „Eenderde van de boom hoort onder de grond. Verstoor je de balans, dan gaat de boom zeker dood.”
Boven de grond hanteert De Boer ook kwistig het snoeimes. Lage takken die de stamlijn kruisen gaan onherroepelijk voor de bijl, ongeveer tweederde van de onderste stamlijn moet zichtbaar zijn.
Vormen en bedraden geven de boom uiteindelijk een echt bonsai-uiterlijk. De Boer probeert de takken zo te buigen dat de zogeheten karaktertak, de tegenwichttak en de achtertak met elkaar één geheel vormen. De kroon maakt het plaatje compleet.
Omdat takken nu eenmaal de neiging hebben terug te buigen, gebruikt De Boer aluminium draden om de gewenste vorm vast te houden. „Je moet weten wat je doet. Als je de tak drie of vier keer moet buigen voor de goede vorm, is het gevaar groot dat de bast loslaat en de tak afsterft. Als het niet in één keer kan, buig ik de tak over een aantal maanden weer een stukje verder. Voordat de draad in de bast groeit, verwijder ik deze.”
Niet alles lukt. „Uiteindelijk bepaalt de boom wat er gebeurt. Ik kan wel sturing geven, maar de natuur blijft de baas.”
Bonsai komt van oorsprong uit China. De echte meesters komen echter uit Japan. In ieder Japans huishouden staat wel een bonsai, zo weet De Boer. „Ze zien een boompje als het rustpunt, ze gaan terug naar de natuur.”
De Japanse gebruiken vertonen religieuze trekjes. De bonsai staat in het Verre Oosten veelal in een zogeheten tokonoma, een soort altaar. Het boompje staat daarin uitgestald, maar ook de open ruimte en een opvallend detail waar een tak naar wijst, maken deel uit van het geheel. De Japanners praten zelfs over een drie-eenheid, aldus De Boer. Dergelijke bespiegelingen zijn aan de man uit Laren niet besteed. „Wel kan ik lang genieten van een mooi gevormde boom.”
De Boer -in het dagelijks leven beheerder van een begraafplaats- zoekt altijd naar bomen of struiken die geschikt zijn om een bonsai te worden. „Belangrijk is dat de boom of struik kort is gehouden, anders groeit het loof veel te ver van de stam. Neem je een heg bijvoorbeeld keer op keer in, dan kan ik daar best een stuk van gebruiken. Zo houd ik nu al een paar taxussen in de gaten op het kerkhof. Die wil ik graag hebben.”
Door zelf veel te verzamelen, bespaart De Boer flink op de kosten. „Bij tuincentra staat soms prima beginnersmateriaal tegen een redelijke prijs. In Japan tellen ze rustig duizenden euro’s neer voor een boom die geschikt is voor bonsai.”
Verandert de boom met succes in een bonsai, dan neemt de waarde alleen maar toe. De kleine honderd bonsais van De Boer vertegenwoordigen inmiddels een waarde van enkele tienduizenden euro’s. „Het is wat de gek ervoor geeft. Ik ken bomen van 50.000 euro die ik oerlelijk vind.” De hobbyist -hij won diverse prijzen tijdens wedstrijden- handelt weinig met zijn creaties. „Je doet er moeilijk afstand van.”
De hobby slokt veel vrije tijd op. Dagelijks kost het De Boer een kwartier, maar in voor- en najaar is hij soms zomaar zeven uur met het vormgeven van een boompje bezig. Een vakantie vergt extra voorbereiding. „Ik ken collega’s die hun bomen meenemen in de caravan, om er vervolgens uren aan te prutsen op de camping. Daar is mijn collectie te groot voor. Bij mij hebben de buren drie weken meegekeken. Ik leerde ze bijvoorbeeld water geven. Uiteindelijk kon ik toen rustig op vakantie.”