Cultuur & boeken

Hersenspinsels over de nieuwe mens

Titel:

S. M. de Bruijn
5 June 2002 12:00Gewijzigd op 13 November 2020 23:36

”De nieuwe mens. Onze wereld na de biotechnologische revolutie”
Auteur: Francis Fukuyama
Uitgeverij: Contact, Amsterdam, 2002
ISBN 90 254 1642 X
Pagina’s: 320
Prijs: € 32,50. „2002 zal het jaar van de klonen zijn”, zegt dr. Panos Zavos. De Amerikaans-Griekse arts leidt een van de teams die in de startblokken staan om mensen te kloneren. „Laten we de klok niet proberen terug te draaien. De geest is al uit de fles.”

Zavos heeft gelijk: er gaat letterlijk geen dag voorbij of er is nieuws rond kloneren of andere biotechnologische hoogstandjes. Volgens de laatste berichten zijn twee Russische vrouwen zwanger van een kloon, net als een andere vrouw van wie de nationaliteit onbekend is. Wetenschappers houden hun hart vast, vanwege de grote risico’s die met zo’n ingreep gepaard gaan.

Het kloneren van mensen is maar een van de vele technieken waarmee de moderne mens de hand aan zichzelf slaat. Hij heeft inmiddels een heel arsenaal ter beschikking: reageerbuisbevruchting, genetische tests vóór implantatie in de baarmoeder, xenotransplantatie, gentherapie, stamcellen om organen te kweken. Voor de nabije toekomst zijn behalve kloneren ook technieken te verwachten om dierlijke eigenschappen in mensen te plaatsen, mengvormen tussen dier en mens te maken of om genetisch in te grijpen in de kiembaan van embryo’s, wat ook alle nakomelingen van het kind beïnvloedt.

Is er dan niemand die op de rem trapt? De wereld mag denken dat zo’n vraag alleen opkomt in het hoofd van doemdenkende christenen, maar dat is niet zo. Ook een van de grote Amerikaanse politiek filosofen, Francis Fukuyama, maakt zich ernstig zorgen over de biotechnologische revolutie. In zijn boek ”De nieuwe mens” doet hij een poging de mensheid wakker te schudden.

Is biotechnologie echt zo gevaarlijk? „De medische technologie biedt ons in veel gevallen een duivelspact aan: een langer leven, maar met afgenomen geestelijke vermogens; geen last meer van depressies, maar tegelijk geen creativiteit en levenslust meer; therapieën die de grenslijn doen vervagen tussen wat we zelf tot stand brengen en wat we tot stand brengen vanwege het niveau van verschillende chemicaliën in onze hersenen.”

Met venijnige pennenstreken schetst Fukuyama de nieuwe mens, als bewoner van een ontzielde, posthumane maatschappij: „Sorry, maar je ziel is net overleden.” Vloeide deze kritiek uit de pen van een bezorgde christen als prof. E. Schuurman, ex cathedra van de primaat van Rome, van een spandoek van de fanatieke activist Jeremy Rifkin, of zelfs uit een State of the Union van president Bush, dan zou slechts een enkele wetenschapper haar serieus nemen en een eenzame politicus zou zich er wat van aantrekken. Maar nu een onverdacht politiek denker van formaat de biotechnologie op de korrel neemt, verschijnen er lovende of mildkritische recensies en durft niemand de auteur het stempel ”fundamentalist” mee te geven.

Dat de boodschap van Fukuyama landt, komt door de tactische opbouw. In een inleidend hoofdstuk schetst hij drie scenario’s die zich in de loop van twee generaties zouden kunnen voltrekken. Het eerste betreft het kneedbaar maken van de menselijke geest met behulp van ’medicijnen’. Zoals Prozac en Ritalin de geest beïnvloeden, zullen er straks middelen zijn die, afgestemd op het genetische profiel van de ’patiënt’, iemands persoonlijkheid aanpassen of bijsturen. „Er komt een moment waarop we de intelligentie, het geheugen, de emotionele gevoeligheid en de seksualiteit kunnen versterken, agressiviteit kunnen temperen en het gedrag nog op tal van manieren kunnen manipuleren. Trage mensen kunnen levendig worden; introverte mensen kunnen worden veranderd in extraverte; je kunt de ene persoonlijkheid aannemen voor de woensdag en een andere voor het weekend. Niemand heeft meer een excuus om depressief of ongelukkig te zijn.”

Het tweede scenario is dat wetenschappers met behulp van stamcellen allerlei weefsels zullen kunnen regenereren „zodat de levensverwachting tot ver boven de honderd jaar wordt opgeschoven. Als je een nieuw hart of een nieuwe lever nodig hebt, laat je er eentje groeien in de borstkas van een varken of een koe; de hersenbeschadiging die wordt veroorzaakt door alzheimer of een beroerte, kan worden gerepareerd.” Daar zit wel een vervelende bijkomstigheid aan, zegt Fukuyama: die oude mensen blijven hun kinderen maar voor de voeten lopen, en ook hun kleinkinderen en achterkleinkinderen.

Een derde scenario is dat „de rijken routinematig embryo’s nakijken voordat ze worden geïmplanteerd, om de best mogelijke kinderen te krijgen. Genen van dieren zijn toegevoegd aan bepaalde embryo’s om hun lichamelijke uithoudingsvermogen te versterken of hun weerstand tegen ziekte.”

Wie de ontwikkelingen in de biotechnologie volgt, zal deze door Fukuyama naar voren gebrachte toekomstbeelden geen prietpraat durven noemen. Vorige week nog meldden Amerikaanse onderzoekers dat ze erin geslaagd zijn reserveorganen, nier- en hartcellen, van een koe te kweken met behulp van kloontechniek. De stap naar de mens is technisch geen probleem. Ook de andere scenario’s onderbouwt de auteur uitvoerig in de volgende vijf hoofdstukken. Door harde onderzoeksgegevens te combineren met voorzichtig geformuleerde conclusies, voorkomt hij het verwijt van speculatie.

Tegelijkertijd filosofeert hij verder over de gevolgen voor de maatschappij. Over verlenging van het leven: „Mensen zullen zich anders gaan opstellen tegenover de dood. Het is mogelijk dat mensen de dood niet langer beschouwen als een natuurlijk en onvermijdelijk aspect van het leven maar als een te voorkomen kwaad als polio en mazelen. In het laatste geval wordt de aanvaarding van de dood een dwaze keuze, niet iets dat met waardigheid of zielenadel onder ogen moet worden gezien. Zullen mensen nog bereid zijn om hun leven te offeren voor anderen als hun leven zich voor onbeperkte tijd zou kunnen uitstrekken, of om zo’n offer van anderen goed te keuren? Zullen ze zich wanhopig vastklampen aan het leven dat de biotechnologie hun aanbiedt? Of zou het vooruitzicht van een oneindig leeg leven simpelweg onverdraaglijk voor hen zijn?”

Fukuyama trekt de lijn door van de huidige maatschappij, waarin steeds minder plaats is voor mensen met een handicap, naar een maatschappij die zich op eugenetisch pad begeeft: „Ditmaal niet om mensen met een laag IQ te beletten zich voort te planten, maar om genetisch gehandicapte mensen te helpen hun IQ en dat van hun kinderen te verhogen.” Een ontwikkelde democratische verzorgingsstaat zal ervoor zorgen dat deze technologie goedkoop wordt en voor iedereen bereikbaar, argumenteert hij. „Gentechnologie zal de sociale voorkeuren van de ene generatie opleggen aan de volgende.” De genetische wapenwedloop die ontstaat, zal grote problemen opleveren voor ouders die hun kinderen om godsdienstige of andere redenen niet genetisch willen laten veranderen, zegt hij.

„We moeten de staatsmacht gebruiken om de biotechnologie aan regels te binden.” Fukuyama is ervan overtuigd dat dat mogelijk is, en hij wijst op het non-proliferatieverdrag dat de verspreiding van atoomwapens aan banden legt. Dat ook dit regelsysteem niet waterdicht is, erkent hij, maar toch noemt hij het tegengaan van kernbewapening bijzonder goed geslaagd. Op zo’n zelfde manier moet er een wereldomspannend toezichthoudend orgaan voor biotechnologie komen.

Fukuyama schrijft dat kernwapens weliswaar gemakkelijker te beheersen zijn dan biotechnologie, omdat er niet zulke grote laboratoria voor nodig zijn, maar dat biotechnologie ook niet snel wereldwijde schade aanricht. „Het feit dat een Irakees een kloon van Saddam Hoessein kan maken, houdt nog geen ernstige bedreiging in, ook al zouden we dit geen aantrekkelijk idee vinden.”

Het is maar de vraag of deze laatste analyse niet te optimistisch is. Juist de nasleep van de val van de torens in New York had Fukuyama kunnen leren dat een enkele brief met sporen van miltvuur een maatschappij volledig kan ontwrichten. De dreiging van de biotechnologie ligt niet alleen bij de ontwrichting van de mens, maar ook bij het naar de hand zetten van dodelijke bacteriën. Maar dat versterkt juist de noodzaak om paal en perk te stellen aan biotechnologie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer