Conflict van karakters
Titel:
”Duizend dagen in de landspolitiek. Leiderschapscrisis in het CDA”
Auteur: Marnix van Rij
Uitgeverij: Meulenhoff, Amsterdam, 2002
ISBN 90 290 7159 1
Pagina’s: 232
Prijs: € 16,50. Een boek over de leiderschapscrisis in het CDA? Dat lijkt, na de moord op Fortuyn en de grote politieke verschuivingen op 15 mei, een verhaal uit de prehistorie. Toch is het voor liefhebbers van politieke geschiedenis boeiende kost. Hoewel subjectief geschreven, weerlegt het boek tamelijk overtuigend de stelling dat oud-CDA-voorzitter Van Rij vanaf het begin uit was op de positie van partijleider De Hoop Scheffer.
„Tenslotte trek ik definitief de conclusie: ik wil niet meer verder. Met Jaap is geen land te bezeilen. Hij is ongeschikt voor de positie van het lijsttrekkerschap en is verstrikt geraakt in het web van de macht. (…) Morgen zal ik het DB inlichten over mijn besluit. Ik ga rustig slapen, na een gebed uitgesproken te hebben.”
Dat schreef Marnix van Rij op woensdag 26 september in zijn dagboek. De dag daarop legde hij daadwerkelijk het partijvoorzitterschap van het CDA neer, daarmee een veel grotere steen in de christen-democratische vijver werpend dan hij zelf besefte. Een ongelooflijk tumult en een onbeschrijflijke chaos braken in de partij uit. Bij al het ongeluk was er nog één geluk: de crisis duurde maar vijf dagen. Op maandag 1 oktober had het CDA weer een nieuwe leider: Jan Peter Balkenende.
Al op de eerste dag van de crisis beginnen politici en journalisten met het interpreteren ervan. „Mijn intuïtie was juist: van het begin af is hij uit geweest op mijn positie”, duidde De Hoop Scheffer op die bewuste donderdagavond de gebeurtenissen. De CDA-leider zette een beeld neer dat Van Rij nooit meer heeft kunnen corrigeren. „Couppoging Van Rij”, meldde De Telegraaf de volgende morgen, daarmee de ex-partijvoorzitter in de publiciteit definitief op achterstand zettend.
Alleen al om die reden is het van belang dat Van Rij, een halfjaar na dato zijn versie van het gebeuren nog eens op papier heeft gezet, ijverig puttend uit zijn eigen dagboekaantekeningen. Zijn verslag is natuurlijk een sterk subjectief relaas geworden. Dat neemt niet weg dat de conclusie gewettigd lijkt dat er inderdaad geen bewijzen zijn dat Van Rij vanaf het begin uit is geweest op het partijleiderschap.
Veel aannemelijker is dat in de loop van de drie jaren dat de accountant uit Wassenaar de voorzittershamer van het CDA hanteerde, hij steeds sterker tot de conclusie kwam dat De Hoop Scheffer als partijleider niet voldeed en dat hijzelf, op de langere termijn, wellicht zijn opvolger zou kunnen worden. Aangemoedigd door mensen in zijn omgeving, heeft Van Rij enkele stappen in de richting van de absolute macht willen zetten, stappen die door complicaties, misverstanden en persoonlijke tegenstellingen catastrofaal uitpakten.
Van persoonlijke wrijving tussen Van Rij en De Hoop Scheffer is aanvankelijk geen sprake. Begin 1998 wordt Van Rij juist door toedoen van de nieuwe partijleider voorzitter van het CDA, waarbij sterk mee lijkt te spelen dat De Hoop Scheffer Van Rijs tegenkandidaat, de Brabantse gedeputeerde Van Geel, hoe dan ook níét als partijvoorzitter wenst.
Ook in maart 1999 noteert Van Rij nog in zijn dagboek: „Om 12.00 uur overleg met De Hoop Scheffer. Onze samenwerking gaat prima en we vullen elkaar goed aan.” Hoewel de positie van De Hoop Scheffer als politiek leider nooit onomstreden is geweest, had Van Rij aanvankelijk „het volste vertrouwen” in hem en zijn aanvoerderschap.
Maar al snel ontstaan de eerste barstjes, bijvoorbeeld als na de ”nacht van Wiegel” De Hoop Scheffer in zijn eigen partij veel kritiek over zich heen krijgt en daarop verkrampt en als door een adder gebeten reageert. „Een veeg teken”, noteert Van Rij. Niet gecharmeerd is hij, zelf voorstander van het homohuwelijk, van de manier waarop De Hoop Scheffer de fractieleden die voor het homohuwelijk willen stemmen, bij zich op het matje roept om uit te leggen waarom zij van de fractielijn afwijken.
Terwijl Van Rij het CDA intern sterk vernieuwt -bijvoorbeeld door bij het opstellen van het verkiezingsprogramma leden en niet-leden via internet te laten meedenken- en daardoor in eigen gelederen steeds populairder wordt, groeit de afstand tot de fractievoorzitter. De Hoop Scheffer ziet weinig in het internetproject, Competitie van Ideeën genaamd. „Hij tolereerde het met enige argwaan.”
Zo nemen de spanningen tussen de twee belangrijkste personen in het CDA met de week toe. Vooral zomer 2001 is van cruciaal belang. Van Rij meent zijn verantwoordelijkheid als partijvoorzitter te moeten nemen door De Hoop Scheffer regelrecht aan te spreken op de slechte electorale positie van het CDA (26 zetels in de peilingen) en de kritiek die er bestaat op diens leiderschap.
De Hoop Scheffer op zijn beurt biedt Van Rij bij enkele gelegenheden het lijsttrekkerschap aan, geeft prijs dat hij anderhalf jaar na de verkiezingen de Tweede Kamer denkt te verlaten, maar gaat tegelijkertijd in de contramine door zijn contact met Van Rij grotendeels te laten verlopen via zijn vertrouweling Hans Hillen. Van Rij heeft daar een „slecht gevoel” bij. „Ik heb niets tegen Hans als persoon, maar wel in zijn rol als ’poppenspeler’.”
Het lijsttrekkerschap voor de kamerverkiezingen van 15 mei ziet hij niet zitten. Wel wil hij serieus nadenken over het voorstel dat De Hoop Scheffer op 6 september doet, namelijk dat hij anderhalf jaar na de verkiezingen het partijleiderschap overneemt. Wil dit kunnen gebeuren, dan zal Van Rij eerst op de kandidatenlijst moeten komen.
Die gedachtegang blijkt het begin van het einde te zijn. De twee mastodonten raken gevangen in een eindeloos gehakketak over de plaats die Van Rij dan op de lijst zou moeten innemen. Van Rij wil niet lager dan drie, De Hoop Scheffer ervaart dat als een bedreiging van zijn positie en „suïcidaal” voor het CDA. De strijd tussen de twee karakters neemt nu dagelijks in hevigheid toe. De Hoop Scheffer: afwachtend, conservatief, verdedigend, vertrouwend op een kleine club vertrouwelingen. Van Rij: aanvallend, modern in leefwijze, zich vooral verlatend op eigen intuïtie, gericht op het wagen van kansen en aanboren van nieuwe kiezersgroepen, vooral aan de linkerzijde van het politieke spectrum.
Op woensdag 26 september barst de bom. „Jaap, zeg ik, wij moeten zo snel mogelijk met elkaar om tafel gaan zitten. Dat weigert hij bot: Ik wil niet meer met jouw om de tafel zitten. Hij dreigt de fractie in te lichten en daarna de pers. Hij zal hun vertellen dat ik altijd uit ben geweest op zijn positie.” Van Rij is hem voor en meldt de volgende dag reeds zijn aftreden. Met de bekende afloop.
Wie meer wil weten over het koningsdrama in het CDA, leze dit boek. Het laatste woord over de leiderschapscrisis is het niet. Daarvoor is het te gekleurd, worden er te weinig bronnen genoemd en worden allerlei geruchten te weinig gecheckt. Maar daar staat tegenover dat het veel details geeft, boeiende persoonlijke impressies en enig -zij het veel te weinig- psychologisch inzicht in een veelbelovend politiek talent, dat door karakter en onhandige escapades voorgoed op een zijspoor terechtkwam. Dat het CDA niet in het ravijn verdween, maar daarentegen een verbluffende comeback maakte, is indirect te danken aan een ander politiek talent: Pim Fortuyn.