Kunstenaar ontdekt joodse wortels
Titel:
”Granaten bloeien in Jeruzalem”
Auteur: Marzanne Leroux-van der Boon
Uitgeverij: Barnabas, Heerenveen, 2005
ISBN 90 8520 024 5
Pagina’s: 447
Prijs: € 19,95. De Zuid-Afrikaanse schrijfster Marzanne Leroux-van der Boon heeft een passie voor Israël, bekent ze op de site van de Afrikaanse Skrywersvereniging: „Sal daar graag wou gaan woon”. Die wens laat ze in vervulling gaan voor de hoofdpersoon van haar roman ”Granaten bloeien in Jeruzalem”.
De roman bestaat uit twee delen, simpelweg deel 1 en deel 2 genoemd. Bij de CIP-gegevens voorin het boek staat echter iets opvallends vermeld: „Originally published as ”Tyd van herkenning” (…) and ”Granate bloei in Jerusalem”. Beide werken zijn in respectievelijk 2002 en 2003 uitgegeven bij Lux Verbi.BM. Even ’googelen’ geeft nog wat meer inzicht in de ontstaansgeschiedenis van dit werk: ”Tyd van herkenning” blijkt al uit 1984 te stammen, maar toen was de uitgever Waterkant-uitgewers(sic!). Op de site van Lux Verbi valt te lezen waar dit boek over gaat; de inhoud blijkt precies overeen te stemmen met deel 1 van ”Granaten bloeien in Jeruzalem”.
We hebben hier dus te maken met een bundeling van een ruim twintig jaar oud boek met een roman uit 2003, een boekhistorisch gegeven dat uitgeverij Barnabas niet vermeldt. Voor de oorspronkelijke Zuid-Afrikaanse uitgave van ”Granaten bloeien in Jeruzalem” ontving Leroux in 2004 de ATKV-prozaprijs. In de Nederlandse uitgave geldt dat dus alleen voor deel 2, maar als je het omslag leest, lijkt het of de prijs voor beide delen is toegekend. Wat die prijs voor betekenis heeft, staat er (uiteraard) niet bij, maar ook nu komt de duidelijkheid er na wat naspeuringen: ATKV staat voor Afrikaanse Taal- en Kultuur Vereniging, een vereniging met zo’n 110.000 leden, en de prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan het populairste prozawerk uit het jaar ervoor. Volgens de ATKV is het een van de grootste literaire prijzen in Zuid-Afrika. Dalene Matthee ontving de prijs in 1985, 1986 en 1988.
Scherpe scheidslijn
Nu blijkt dat ”Granaten bloeien in Jeruzalem” eigenlijk bestaat uit twee zelfstandig verschenen boeken, is de scherpe scheidslijn tussen deel 1 en het twee keer zo dikke deel 2 ook verklaarbaar. In deel 1 blijven we heel dicht bij de 17-jarige Zuid-Afrikaanse kunstschilder Marc, die het in emotioneel opzicht erg moeilijk heeft. Hij schildert voor het eerst een naaktmodel, hij wordt voor het eerst verliefd (niet op het naaktmodel) en raakt teleurgesteld in die liefde, hij hoort dat zijn vader homoseksueel was en zelfmoord heeft gepleegd, zijn moeder hertrouwt, een goede vriend verongelukt en Marc raakt geïnteresseerd in Jezus Die hij Yeshua noemt.
Deel 2 beschrijft Marcs verblijf in Jeruzalem, dat zich vier jaar na deel 1 afspeelt, in 2002. In deel 1 was al sprake van een bezoek aan de Heilige Stad, omdat Marc daar de zus van zijn verongelukte vriend zou gaan opzoeken. Nu blijkt plotseling dat Marc zelf een volbloed jood is. In deel 1 was daarvoor geen enkele aanwijzing te vinden, dus deze nieuwe verwikkeling komt volledig uit de lucht vallen.
Eenmaal in Jeruzalem aangekomen, transformeert Marc in sneltreinvaart tot een echte jood. Hij voelt zich helemaal thuis bij de Messiaanse joden, hij verliest zijn hart aan de joodse Rebekka en hij besluit na zijn verblijf van enkele weken zich voorgoed in Jeruzalem te vestigen. Ook zijn worsteling met de vraag of hij Yeshua echt nodig heeft, eindigt ’bevredigend’: God Zelf geeft hem het bevestigende antwoord.
Palestijns-Israëlische conflict
Het tweede deel, dus het boek dat Leroux twintig jaar na deel 1 schreef, gaat in tegenstelling tot deel 1 niet alleen over Marc; het betrekt de lezer dwingend bij het Palestijns-Israëlische conflict inclusief de bloedige bomaanslagen en de berichtgeving van de media, en het levert kritiek op de manier waarop veel christenen denken en leven. Zo laat Marcs oma weten: „Ik geloof niet dat Yeshua op Goede Vrijdag gekruisigd is. (…) En hoe kun je eigenlijk zoiets verschrikkelijks als de dood van HaSjeem, God, een ”goede” dag noemen? En hoe is het mogelijk dat Hij op vrijdag gestorven en op zondagmorgen opgestaan is, als Hij duidelijk gezegd heeft dat Hij drie dagen en drie nachten in het graf zou liggen? (…) Waar lezen we in de Bijbel dat God gezegd heeft dat we de sabbat niet meer hoeven te vieren?” Als Marc na een poosje tegenwerpt dat christenen toch geen joden zijn, reageert zijn oma: „Nee, maar zij zijn, net als de Israëlieten, ook verlost van hun verlorenheid. Zij belijden ook dat Yeshua hun Verlosser is en Hij heeft zich aan de joodse feesten gehouden. Aan alle feesten.”
Hoewel beide delen over dezelfde hoofdpersoon gaan, zijn ze nogal verschillend van karakter. Het eerste deel roept een warme, intieme sfeer op. Het bevat prachtige natuurbeschrijvingen van onder meer het Zuid-Afrikaanse Stellenbosch, het beschrijft in een paar woorden heel overtuigend de snel gegroeide vertrouwelijke omgang van Marc met zijn eerste grote liefde en het laat Marcs worstelingen geloofwaardig overkomen. Bovendien staat in dat deel het kunstenaarschap van Marc op een voorname plaats.
Fanatieker
In deel 2 doet die gave er veel minder toe. Hij maakt weliswaar regelmatig een tekening in Jeruzalem van mensen die indruk op hem hebben gemaakt, maar de nadruk ligt veel meer op de bloedige strijd, zijn relatie met Rebekka en zijn zoektocht naar Jezus. Verder is de toon in deel 2 een stuk fanatieker, vooral in de gedeelten die te maken hebben met het Palestijns-Israëlische conflict. De Israël-passie van de schrijfster is daarin duidelijk tot ontlading gekomen.