Cultuur & boeken

Leven tussen de tijden

Titel:

Dr. J. Hoek
14 September 2005 08:43Gewijzigd op 14 November 2020 02:57

”Hier beneden is het niet. Christelijke toekomstverwachting”
Auteur: dr. A. van de Beek
Uitgeverij: Meinema, Zoetermeer, 2005
ISBN 90 211 4058 6
Pagina’s: 128
Prijs: € 12,50. Het zojuist verschenen boek ”Hier beneden is het niet. Christelijke toekomstverwachting” van prof. dr. A. van de Beek laat zich lezen als een krachtig appèl om ons als christenen opnieuw onze vreemdelingschap op aarde te realiseren en die dan ook te praktiseren. Hij doet deze oproep met zo veel klem dat onwillekeurig de gedachte opkomt aan John Bunyan met zijn wereldberoemde christenreis (”The Pilgrim’s progress”).

Bunyans Christen gaat over de aarde als een pelgrim naar het nieuwe Jeruzalem. De wereld om hem heen is vooral een kermis der ijdelheid die hem wil afleiden van zijn roeping om hemelwaarts te gaan. Hier beneden is het niet. Gods belofte drijft voort naar een totaal nieuwe wereld die de pelgrim zelf op geen enkele wijze tot stand kan brengen. Hij is geen bouwer, geen kwartiermaker, hij is op doorreis en zijn taak op aarde bestaat voornamelijk uit het aanspreken van medereizigers naar de eeuwigheid, om door zijn getuigenis en voorbeeld hun tot zegen te mogen zijn. Die zegen bestaat dan daarin dat zij met hem gaan en doen als hij.

De Amsterdamse dogmaticus Van de Beek biedt in dit boekje over de christelijke toekomstverwachting niet een wetenschappelijke uitgave compleet met een uitvoerig notenapparaat. Aan zo’n uitgave in het kader van een serie dogmatische studies werkt de auteur nog. Hier geeft hij alvast op een bevattelijke en voor elk meelevend gemeentelid goed te volgen wijze een overzicht van de posities die hij inneemt ten aanzien van de vragen en standpunten op dit terrein van de geloofsleer.

Het boek is zeer helder geschreven, met korte zinnen en pakkende beelden. Posities van hen die anders denken en andere keuzes maken dan de auteur worden scherp, maar fair gekenschetst. Nergens is hij mistig waar het zijn eigen stellingname betreft. Omdat hij wat te zeggen heeft en het bovendien zo goed zeggen kan, lees je dit boek geboeid van a tot z.

Opstanding
Bij mij overheerst na lezing een gevoel van dankbaarheid. Het hart van het boek is voor mij het vierde hoofdstuk over de opstanding van het lichaam. De wijze waarop dit geloofsartikel hier gehandhaafd en op actuele wijze wordt beleden, is zeldzaam in de huidige beoefening van de theologie op academisch niveau. Velen zetten grote vraagtekens bij de lichamelijkheid van de opstanding, zowel van Jezus zelf alsook van alle mensen op de jongste dag. Van de Beek plaatst hier uitroeptekens. Tevens maakt hij hier duidelijk dat zijn pleidooi voor pelgrimage en vreemdelingschap niet uit gnostische motieven voortkomt, dat wil in dit verband zeggen: niet uit verachting van het lichaam en van de materiële wereld. Hier stelt hij ook terecht dat het orthodoxe christendom nooit de band met Israël en het Oude Testament heeft doorgesneden.

Overigens komt Israël verder in dit boekje helaas nauwelijks meer aan bod. Dat is temeer opvallend omdat de schrijver toch in recente boeken uitvoerig op de verhouding van kerk en Israël is ingegaan. Kennelijk wordt nu bekend verondersteld wat hij daar aan de orde heeft gesteld. Toch zou een verwerking van zijn inzichten over de blijvende plaats van Israël in het heilsplan van God dit boek verrijkt hebben.

Wellicht raak ik hier meteen de zwakke kanten van het boek. In feite is Van de Beek radicaal eenzijdig in zijn stelling dat het Koninkrijk Gods volkomen aangebroken is sinds de dood van Christus aan het kruis. In zijn visie is heel de geschiedenis sindsdien een naspel en aflopende zaak waarin niets wezenlijks meer gebeurt. Hierdoor kan hij mijns inziens geen recht doen aan de geweldige spanning die het Nieuwe Testament laat zien tussen het ”nu reeds” en het ”nog niet”. Ik wil dit bezwaar accentueren aan de hand van een van de aansprekende beelden of metaforen waarvan Van de Beek zich bedient. Hij stelt dat alleen de tijd vóór de komst van Christus echte geschiedenis was. Jezus’ komst betekent het einde van de geschiedenis, de geboorte van de nieuwe tijd, het Koninkrijk Gods. Op blz. 29 lezen we dan: „Dat geboorte ook een uitgestrektheid heeft in de tijd, doet er niet toe. Niemand zegt: „Mijn zoon werd geboren van 15 tot 17 juni”, ook al heeft de zware bevalling dagen geduurd. Toch blijft het één gebeurtenis.”

Mooi, maar dat kun je natuurlijk alleen zeggen na afloop van de geboorte, als het kind er is. Op 16 juni sta je nog voor het grote gebeuren, ook al wijst alles erop dat het nabij is. Deze spanning tussen het koninkrijk dat er is, zeg op 15 juni, maar dat ook nog verwacht wordt en in het voorbeeld op 17 juni komt, is onopgeefbaar in de bijbels-theologische doordenking ten aanzien van de betekenis van de tijd waarin wij leven.

Ruimte voor de Geest?
Wanneer wij zo ”tussen de tijden” leven, is er ruimte voor de Heilige Geest om voorlopige gestalten van het komende Rijk uit te werken in de levens van mensen en ook breder in de gemeente en zelfs in de wereld. Deze gestalten zijn in alle gebrekkigheid in lijn met de tekenen van het koninkrijk die Jezus tijdens Zijn omwandeling op aarde heeft gedaan. Het zijn niet meer en niet minder dan aanduidingen van wat eens ten volle gerealiseerd zal worden. Als tekenen van hoop zijn het weerspiegelingen van Pasen in een bestaan dat nog maar al te zeer door het lijden en het kruis wordt getypeerd. Deze ruimte voor wat de Geest doet in de tijd tussen vervulling en voleinding mis ik bij Van de Beek.

Ik denk dat dit een gevolg is van een tekort aan voluit trinitarisch belijden en een onderschatting van de betekenis van Pasen. De gevolgen voor de ethiek zijn groot. Naar mijn overtuiging is het geluid van Bunyan en van zijn hedendaagse volgeling Van de Beek heel belangrijk als tegenwicht tegenover de in de moderne christenheid overheersende gerichtheid op het hier en nu. Maar dit tegengif is niet geschikt als voedsel en vitamine. En dat hebben we evenzeer nodig om in woord en wandel als trouwe dienaars en dienaressen van Christus te leven totdat de Meester ons komt aflossen van onze taak. We zijn inderdaad als het goed is vreemdelingen, maar we zijn ook rentmeesters, werkers in de wijngaard, zelfs medewerkers van God.

Prikkelend
Het nieuwe boek van Van de Beek is een echte aanrader. Om te beginnen om er als lezer door herinnerd te worden aan onze roeping op reis te zijn naar het nieuwe Jeruzalem vanuit de overtuiging dat het Koninkrijk Gods in Christus gekomen is. Verder vanwege de vele belangrijke opmerkingen over allerlei aspecten van de christelijke toekomstverwachting, bijvoorbeeld over de realiteit van de hel, maar ook over de betekenis van de doop als overgang van de dood naar het leven en de gerichtheid van het avondmaal (tegenover het ”gierenmaal”) op de grote Toekomst. De auteur zal het niet erg vinden dat de lezer zich herhaaldelijk geprikkeld voelt tot tegenspraak. Hij heeft kennelijk een voorkeur voor een stevig debat omdat mensen aan het denken zijn gezet, boven gezapige instemming met algemene waarheden waarvan niemand meer opkijkt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer