Donner betreurt achterhouden twijfel
Minister Donner van Justitie betreurt het dat de twijfel van medewerkers van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) over de betrokkenheid van Kees B. bij de Schiedammer parkmoord niet aan de rechter is voorgelegd. Hij schrijft dat in de brief aan de Tweede Kamer, waarin hij uitgebreid ingaat op de zaak.
De minister meent echter dat van het opzettelijk achterhouden van bewijs en gegevens teneinde een onschuldige veroordeeld te krijgen, geen sprake is geweest. Het openbaar ministerie (OM) werd daar in de afgelopen week in diverse media wel van beschuldigd.
De rechtbank veroordeelde B. in 2001 tot achttien jaar cel voor de moord op Nienke Kleiss. Daarna heeft het NFI in een gesprek met de toenmalige procureur–generaal en vervolgens met de zaaksofficier van justitie zijn twijfels geuit over de schuld van B. aan de moord. Ook de advocaat–generaal van het gerechtshof heeft op eigen initiatief met het NFI gesproken over die twijfels, maar die twijfels hebben „hun weg naar de behandeling ter zitting niet gevonden”, schrijft Donner. In het evaluatierapport van het OM staat dat bij de advocaat–generaal „waarschijnlijk de ernst van het delict de redelijke twijfel over het daderschap van de heer B. overheerste”. Donner constateert verder dat bij de rechtbank en het hof bekend was dat er mogelijk een ’onbekende derde’ in het spel was, omdat dat in het rapport van het NFI stond. Het ging daarbij om twee sporen, op de laars en in nagelvuil van het slachtoffer. De deskundige van het NFI meldde dat deze sporen van velerlei herkomst konden zijn en geen relatie met het delict hoefden te hebben. Verder waren vijf andere DNA–sporen gevonden, onder meer op het lichaam en op de veter om haar nek. De uitvoerend NFI–onderzoeker vond dat van deze sporen een profiel kon worden gemaakt dat bruikbaar was voor DNA–vergelijking. Ook meende hij dat de uitkomsten in de richting wezen van dezelfde mannelijke persoon als de bekende sporen in het nagelvuil en op de laars. Maar de NFI–deskundige, die uiteindelijk het rapport opstelde, was het daar niet mee eens. Hij vond dat hij die stelling niet wetenschappelijk kon verantwoorden. „De officier van justitie en de advocaat–generaal hebben, vertrouwend op de wetenschappelijke expertise van de deskundige, zijn opvatting gevolgd”, aldus Donner. Het NFI moet volgens hem voortaan duidelijker rapporteren.