Veerman: Er blijft ruimte voor boeren
Er blijft ruimte en er is toekomst voor de agrarische sector in Nederland, maar het zal zeker geen gegarandeerde toekomst zijn. In alle deelsectoren is nog groei mogelijk. Daar staat tegenover dat er veel op de landbouw afkomt. De concurrentie neemt toe, de overheid trekt zich terug en de milieubelasting is zwaar.
Dat schrijft minister Veerman van Landbouw in zijn dinsdag verschenen nota ”Kiezen voor landbouw”.In principe heeft de agrarische sector nog altijd een prima uitgangspositie, stelt de bewindsman. Het klimaat is gunstig, boeren en tuinders zijn vakbekwaam. Er is een sterke keten van boerenbedrijf tot supermarkt en er zijn vooraanstaande kennisinstellingen.
De komende tien tot vijftien jaar zal de toegevoegde waarde van het agrocluster naar verwachting ongeveer 14 procent groeien. De werkgelegenheid daalt echter. Die ligt in 2015 ongeveer 13 procent onder het niveau van 2003. Het aantal bedrijven in de land- en tuinbouw neemt ook verder af. Over tien jaar zullen er nog minder dan 60.000 bedrijven zijn, tegen bijna 84.000 vorig jaar. Het beslag dat de landbouw legt op de beschikbare grond in Nederland daalt licht tot 60 procent in 2020.
Agrarische bedrijven moeten zich meer dan ooit gaan richten op hun omgeving, schrijft Veerman. In toenemende mate bepalen stedelijke waarden en normen wat op het platteland acceptabel is. Dat kan spanningen opleveren als een boerenbedrijf zoekt naar uitbreiding in een gebied waar mensen zijn komen wonen vanwege de landschappelijke kwaliteiten. Boeren moeten in gesprek gaan met hun omgeving om spanningen te voorkomen.
De maatschappij zal steeds zwaardere eisen gaan stellen aan agrariërs op het gebied van dierenwelzijn, schaalvergroting en de toegankelijkheid van het platteland. Consumenten zullen ook steeds vaker vragen om gemakkelijke en gezonde voedselproducten. De nadruk ligt bovendien meer op het genieten en het beleven van voedsel. Klanten willen helderheid over de manier van produceren, versheid en gezondheid. De agrarische sector moet daarop inspringen door die duidelijkheid te verschaffen.
Met een boerenbedrijf valt nog altijd een goede boterham te verdienen, maar er is ook nog veel ruimte voor verbetering. Dat blijkt uit het feit dat de inkomensverschillen tussen vergelijkbare bedrijven vaak vele tienduizenden euro’s bedragen. Steeds meer boeren (in 2003 al bijna 40 procent) vullen hun inkomen aan door verbredingsactiviteiten, zoals natuurbeheer, recreatie en zorgverlening. De maatschappelijke behoefte daaraan neemt flink toe, maar de betekenis ervan voor het totale agrarische inkomen blijft relatief beperkt.
De Europese steun aan boeren zal na 2013 sterk verminderen. De verwachting is dat de toeslagen in de toekomst zullen worden verdeeld over de grond die boeren hebben en niet meer op basis van hun (historische) productieomvang. De melkquotering verdwijnt hoogstwaarschijnlijk na 2014.
Minister Veerman gaat de komende tijd vijf keer het land in om met agrariërs te praten over zijn nota.