Doornbos verruilt landbouw voor water
Ruim tien jaar was hij hét gezicht van de Nederlandse land- en tuinbouw. Volgende week gaat voorzitter Gerard Doornbos van LTO Nederland aan de slag als dijkgraaf van het hoogheemraadschap van Rijnland. „Rijnland is niet zomaar een waterschapje. Het is een leuke uitdaging.”
Zijn laatste werkdag is inmiddels achter de rug. Op het dakterras van het LTO-pand aan het Haagse Prinsevinkenpark blikt Doornbos (57) terug en vooruit. Een lege gang en verlaten vergaderzalen verraden de ontmanteling van de landelijke landbouworganisatie die de komende maanden zijn verdere beslag krijgt. De regionale organisaties LTO Noord, ZLTO en LLTB nemen het heft weer in eigen hand. „Een vlucht naar het verleden. Terug naar voor 1995”, vindt de vertrekkend LTO-voorzitter.
Het is in dat jaar dat 23 boerenorganisaties samengaan in één federatie: Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland. Voor de buitenwacht krijgen de „kwebbelende kabouters”, zoals Doornbos toen de regionale boerenbonden gekscherend bestempelde, één vertegenwoordiger. Een goede opzet, vindt de eerste voorzitter van de federatie, om een vuist te maken in Den Haag en Brussel.
Als fervent voorstander van samenwerking in de boerenwereld, ziet de akkerbouwer uit Nagele in de Noordoostpolder het echter als zijn voornaamste taak het imago van boeren en tuinders te verbeteren. Tien jaar later is die missie goeddeels geslaagd, vindt Doornbos. Boeren en tuinders hebben veel verbeterd. In de schappen van de supermarkten zijn louter producten te vinden die veiliger zijn dan ooit te voren. „Bij de gemiddelde Nederlander is er inmiddels een behoorlijk draagvlak voor de sector.”
Dat Nederland meer betrokken is bij de landbouw blijkt volgens hem ook uit de actie voor de koe in de wei. „De koe is een razend populair dier geworden.”
Maar ook op andere manieren komt meer erkenning voor de sector. Zo krijgt de glastuinbouw in de Nota Ruimte via de zogenoemde ”greenports” de ruimte zijn positie te verstevigen. „Dat is niet alleen mijn werk. Maar ik ben wel blij dat ik daar mijn steentje aan heb mogen bijdragen.”
Onder zijn voorzitterschap krijgt de veehouderij echter ook te maken met een aantal flinke crises: achtereenvolgens breken varkenspest, mond- en klauwzeer en vogelpest uit. „Een schrikbeeld” voor Doornbos, nog altijd. „De risico’s en het leed, bij dieren en mensen zelf. De ellende aan de keukentafel bij de boeren thuis.”
Toch weet hij ook kracht uit deze crises te putten. Want juist op zo’n moment moet je niet voortdurend stilstaan bij de ellende, maar juist daadkrachtig te werk gaan, vindt hij. In dat opzicht oogst toenmalig minister van Landbouw Brinkhorst (D66) „bewondering” bij Doornbos. D66 staat bij menig akkerbouwer, veehouder en tuinder te boek als een stadspartij. „Brinkhorst heeft zich toen laten zien als een zeer daadkrachtig landbouwminister.”
In de tien jaar dat Doornbos aan het roer stond van LTO Nederland, is de landbouwwereld drastisch veranderd. De milieu- en diervriendelijke voedselproductie is in opkomst en kleine boerenbedrijven maken steeds meer plaats voor grote, soms megabedrijven. „Mijn zoon zei hier wel eens over: Uiteindelijk blijft er maar één boer over in Nederland. En dat ben ik.”
Waar die schaalvergroting eindigt, durft Doornbos niet te zeggen. Al zal de „menselijke maat” naar zijn verwachting uiteindelijk de rem erop zetten. Werken met voedsel en levende natuur -dieren en planten- maakt de landbouw bijzonder. „En je werkt buiten. Dat maakt het onvoorspelbaar”, wijst hij op de recente hevige plensbuien.
De veranderingen hebben ook invloed op LTO. „Kennelijk is het tijd voor nieuwe coalities en daar horen nieuwe gezichten bij”, zei Doornbos bij de bekendmaking van zijn vertrek. Dat land- en tuinbouwend Nederland één gezicht krijgt, zoals hij het afgelopen decennium is geweest, valt echter nog maar te bezien.
In de nieuwe opzet krijgt de landelijke federatie nog maar een beperkte rol. Het voorzitterschap van het federatiebestuur zal gaan rouleren tussen de drie voorzitters van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Of dat de landbouw ten goede zal komen, betwijfelt Doornbos. „Een logisch vervolg zou meer samenwerking zijn geweest. Nu krijg je te weinig positie, te weinig één gezicht. Daardoor ontstaat er vaak te veel onduidelijkheid.”
Doornbos zal de ontwikkelingen op afstand volgen. Als dijkgraaf gaat hij zich nu met andere zaken bezighouden. Affiniteit met de waterschappen is er altijd wel geweest. In de Noordoostpolder zat hij al eens in het bestuur van het waterschap. Met de waterpolitiek en -problematiek van vandaag de dag ziet hij in de nieuwe functie „een uitdaging. Als boer weet je hoe belangrijk de waterschappen zijn.”